ECLI:NL:RVS:2025:1551

Raad van State

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
202407729/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellant tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 13 december 2024 het beroep van appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De minister van Asiel en Migratie had op 14 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan appellant. Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 april 2025 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling heeft vastgesteld dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, eerder door de Afdeling is beantwoord in eerdere uitspraken.

De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.A. de Jong, griffier.

Uitspraak

202407729/1/V3.
Datum uitspraak: 9 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 december 2024 in zaak nr. NL24.47101 in het geding tussen:
appellant
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 14 november 2024 heeft de minister appellant een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 13 december 2024 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat in Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, onder 4 tot en met 4.4.2, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789, onder 3 tot en met 3.7.2, over de detentieomstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.A. de Jong, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Jong
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 april 2025
981