ECLI:NL:RVS:2025:1550
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 9 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een appellant tegen een beslissing van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 13 december 2024 het beroep van de appellant ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De zaak betreft een vrijheidsontnemende maatregel die op 13 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie aan de appellant was opgelegd. De appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in eerdere uitspraken. De Afdeling heeft ook geen ambtshalve reden gezien om de grensdetentie onrechtmatig te achten.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N.A. de Jong, griffier, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2025.