ECLI:NL:RVS:2025:152
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning
Op 1 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 26 april 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 25 november 2024 het beroep gegrond verklaarde, de afwijzing vernietigde en de minister opdroeg om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben zowel de minister van Asiel en Migratie als de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De minister heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplicht de minister niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak heeft geen onomkeerbare gevolgen.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de minister afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.