ECLI:NL:RVS:2025:152

Raad van State

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
202407845/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning

Op 1 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 26 april 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 25 november 2024 het beroep gegrond verklaarde, de afwijzing vernietigde en de minister opdroeg om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak.

Tegen deze uitspraak hebben zowel de minister van Asiel en Migratie als de vreemdeling hoger beroep ingesteld. De minister heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplicht de minister niet om de gevraagde vergunning te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak heeft geen onomkeerbare gevolgen.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de minister afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier, en is openbaar uitgesproken op 17 januari 2025.

Uitspraak

202407845/2/V2.
Datum uitspraak: 17 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 25 november 2024 in zaak nr. NL24.21918 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 1 juni 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 26 april 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak hebben de minister en de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft de minister de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening. De uitspraak van de rechtbank strekt er niet toe dat de minister de gevraagde vergunning moet verlenen. Uitvoering van de uitspraak heeft daarom geen gevolgen die moeilijk ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter vindt verder van belang dat uitvoering van de uitspraak van de minister geen onevenredige inspanning vergt.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Lodeweges, griffier.
w.g. De Poorter
voorzieningenrechter
w.g. Lodeweges
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2025
625