ECLI:NL:RVS:2025:1508

Raad van State

Datum uitspraak
4 april 2025
Publicatiedatum
4 april 2025
Zaaknummer
202500197/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 januari 2025. De rechtbank had het beroep van betrokkene gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend, omdat de rechtbank oordeelde dat het Justitieel Complex Schiphol op dat moment geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De minister heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak vernietigd en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan op 4 april 2025, waarbij mr. J.C.A. de Poorter als lid van de enkelvoudige kamer heeft vastgesteld dat de minister terecht in hoger beroep is gegaan. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en de beslissing van de minister is in stand gehouden.

Uitspraak

202500197/1/V3.
Datum uitspraak: 4 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 januari 2025 in zaak nr. NL24.51783 in het geding tussen:
[betrokkene]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 25 december 2024 heeft de minister betrokkene een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Bij uitspraak van 10 januari 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld.
Betrokkene, vertegenwoordigd door mr. T. Neijzen, advocaat in Leiden, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister komt terecht op tegen het oordeel van de rechtbank dat het Justitieel Complex Schiphol onder de omstandigheden ten tijde van de grensdetentie van betrokkene geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was in de zin van artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn en dat de tenuitvoerlegging van de grensdetentie daarom onrechtmatig is. De Afdeling verwijst naar haar uitspraken van 29 januari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:258, en 26 februari 2025, ECLI:NL:RVS:2025:789.
1.1.    De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Omdat er geen beroepsgronden zijn die de rechtbank niet heeft besproken en de Afdeling ook ambtshalve geen reden ziet om de grensdetentie onrechtmatig te achten, is het beroep alsnog ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 10 januari 2025 in zaak nr. NL24.51783;
III.      verklaart het beroep ongegrond;
IV.     wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Kraak, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Kraak
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 april 2025
1020