202303848/1/R1.
Datum uitspraak: 2 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant]), beiden wonend in [woonplaats],
appellanten,
en
het dagelijkse bestuur van Avri,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2023 heeft het dagelijks bestuur de locatie ter hoogte van de Hoogveldweg 7a, nabij de hoek Hoogveldweg/Hopland (hierna: de aangewezen locatie), aangewezen als inzamellocatie voor incontinentiemateriaal en luiers.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 18 februari 2025, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. S.H.W. Stigter, advocaat in Zoetermeer, en M.J. Jansen is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op de aangewezen locatie staat al een ondergrondse restafvalcontainer (hierna: ORAC). Het dagelijks bestuur wil rechts van de ORAC een container plaatsen voor de inzameling van incontinentiemateriaal en luiers. De aangewezen locatie vervangt de eerder, bij besluit van 3 november 2021, aangewezen locatie voor incontinentiemateriaal en luiers aan de Aalderwijksestraat 16. De aangewezen locatie ligt op een afstand van ongeveer 120 m van de locatie aan de Aalderwijksestraat 16.
[appellant] woont aan het [locatie], op ongeveer 80 m van de aangewezen locatie. Hij is het niet eens met de plaatsing van de container op die locatie, onder andere omdat hij vreest voor een onveilige verkeerssituatie. Volgens [appellant] is de locatie aan de Aalderwijksestraat 16 geschikter.
Beoordelingskader
2. Bij de keuze van een locatie voor een afvalcontainer moet het dagelijks bestuur een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het dagelijks bestuur beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het dagelijks bestuur de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de afvalcontainer.
3. Het dagelijks bestuur heeft bij het aanwijzen van de inzamellocatie de uitgangspunten zoals neergelegd in de "Richtlijnen voor het plaatsen van inzamelvoorzieningen" (hierna: de richtlijnen) gehanteerd.
Verkeersveiligheid
4. [appellant] betoogt dat door de plaatsing van de container op de aangewezen locatie de onveilige verkeerssituatie op die locatie verder zal verslechteren. Hij voert aan dat door stilstaande auto’s op het kruispunt het zicht op het van rechts komend verkeer vanaf het Hopland zal worden geblokkeerd voor fietsers op de Hoogveldweg. Vooral voor schoolgaande kinderen leidt dit volgens [appellant] tot een onveilige situatie.
4.1. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de aangewezen locatie in een 30 km/u zone ligt en dat de verkeersintensiteit in de buurt zeer gering is. Verder heeft het dagelijks bestuur toegelicht dat op de aangewezen locatie voldoende ruimte is voor gebruikers om de auto kort stil te zetten. De weg is ter plaatse 5,6 m breed, zodat daarnaast genoeg ruimte overblijft voor het overige verkeer. Doordat de container rechts van de ORAC wordt geplaatst, zal hij ongeveer 10 m van het kruispunt, en 3 m rechts van de rijbaan komen te staan. Fietsers en automobilisten hebben volgens het dagelijks bestuur onbelemmerd zicht op de kruising. Het dagelijks bestuur heeft hierbij ook betrokken dat de container een hoogte van 125 cm heeft en voor het grootste deel nog lager is door de gebogen vorm. Het dagelijks bestuur wijst verder op gebruiksgegevens van de containers in de periode van januari 2022 tot en met juni 2023, waaruit blijkt dat de ORAC gemiddeld één keer per dag, en de container voor incontinentiemateriaal en luiers gemiddeld twee keer per dag wordt gebruikt.
Gezien de bovenstaande toelichting ziet de Afdeling in wat [appellant] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat een zodanig onveilige verkeerssituatie zal ontstaan door de plaatsing van de container op de aangewezen locatie, dat het dagelijks bestuur die locatie niet heeft mogen aanwijzen.
Het betoog slaagt niet.
Gasleiding
5. [appellant] betoogt dat de aangewezen locatie niet geschikt is voor de plaatsing van de container, omdat op die locatie gegraven moet worden in de nabijheid van een gashuisje, waardoor het risico op een gaslek bestaat. Ook zal hierdoor volgens [appellant] het plaatsen van de container op de aangewezen locatie met hogere kosten gepaard gaan.
5.1. Het dagelijks bestuur heeft onder verwijzing naar een memo van 12 april 2022 van Anteagroup toegelicht dat de graafwerkzaamheden in verband met het plaatsen van de container op ongeveer 2 m van de gasleiding zullen plaatsvinden. Verder heeft het dagelijks bestuur erop gewezen dat bij de aangewezen locatie geen gashuisje, maar een nutskast staat. Van hogere uitvoeringskosten is geen sprake volgens het dagelijks bestuur.
Gelet op deze toelichting bestaat geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur de locatie niet heeft mogen aanwijzen in verband met de aanwezigheid van een gasleiding.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie over de geschiktheid van de locatie
6. Gelet op het voorgaande, is de Afdeling van oordeel dat het dagelijks bestuur de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de container.
Alternatieve locatie
7. [appellant] betoogt dat het dagelijks bestuur de aangewezen locatie niet mocht aanwijzen omdat de huidige locatie aan de Aalderwijksestraat 16 geschikter is. Het dagelijks bestuur heeft volgens [appellant] niet voldoende onderbouwd waarom de verplaatsing nodig is. Hij stelt dat de locatie aan de Aalderwijksestraat centraal ligt en voor alle gebruikers goed bereikbaar is. Volgens [appellant] is de nabijheid van woningen op die locatie juist een voordeel, omdat vooral oudere mensen lopend naar de container zullen gaan. Omdat er voldoende ruimte is om de auto te parkeren, is die locatie verkeerstechnisch ook zeer geschikt volgens [appellant]. Ook is het risico op bijplaatsen en zwerfafval door de nabijheid van woningen kleiner. Volgens [appellant] is privacy geen reden om de locatie aan de Aalderwijksestraat niet te behouden, omdat de privacy ook op een andere wijze kan worden gewaarborgd.
7.1. In overweging 6 heeft de Afdeling geoordeeld dat het dagelijks bestuur de aangewezen locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de container. De Afdeling zal beoordelen of het dagelijks bestuur toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het dagelijks bestuur niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.
7.2. De Afdeling is van oordeel dat het dagelijks bestuur deugdelijk heeft gemotiveerd dat de locatie aan de Aalderwijksestraat niet zodanig geschikter is dan de aangewezen locatie dat het dagelijks bestuur die locatie had moeten behouden. Het dagelijks bestuur heeft toegelicht dat de locatie aan de Aalderwijksestraat dichtbij woningen, tegenover de kerk en naast een brievenbus ligt. Hierdoor kunnen zorgen over de privacy bij de gebruikers van de container ontstaan. De aangewezen locatie biedt de gebruikers meer privacy, omdat de container naast een ORAC staat en incontinentiemateriaal tegelijk met het restafval kan worden aangeboden. Daarnaast gaat op de locatie aan de Aalderwijksestraat een parkeerplaats verloren, zodat de aangewezen locatie ook wat betreft de parkeersituatie een verbetering is ten opzichte van de locatie aan de Aalderwijksestraat. Het dagelijks bestuur heeft bij zijn keuze voor de aangewezen locatie verder in aanmerking genomen dat bereikbaarheid van de containers op de huidige locatie en de aanwezen locatie voor de gebruikers nagenoeg hetzelfde is.
De Afdeling stelt vast dat het dagelijks bestuur de voor- en nadelen van beide locaties heeft bezien, tegen elkaar heeft afgewogen en voor de aangewezen locatie heeft gekozen. De Afdeling is van oordeel dat het dagelijks bestuur, in aanmerking genomen de beleidsruimte die het hierbij heeft, deze keuze zo heeft mogen maken. Over het tegengaan van bijplaatsen van afval overweegt de Afdeling dat dit een kwestie van handhaving is. Als voorbeeld wijst de Afdeling op haar uitspraak van 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2724. In het aangevoerde ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat het dagelijks bestuur zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de aangewezen locatie geschikter is dan de locatie aan de Aalderwijksestraat 16 Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Het dagelijks bestuur hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H. Benek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Duits, griffier.
w.g. Benek
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Duits
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025
672-1093