ECLI:NL:RVS:2025:1436

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
202300649/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit vaststelling Bodembeheernota en bodemkwaliteitskaart plangebied Bronsgeest in Noordwijk

Op 2 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen een appellante en de raad van de gemeente Noordwijk. De zaak betreft een beroep tegen het besluit van 29 november 2022, waarbij de raad de Bodembeheernota deel B en de bodemkwaliteitskaart voor het plangebied Bronsgeest heeft vastgesteld. Dit gebied, gelegen ten noordoosten van Noordwijk, is een voormalige bollenteeltlocatie die herontwikkeld moet worden tot een nieuwbouwlocatie voor maximaal 350 woningen. De appellante is van mening dat het besluit diverse procedurele en inhoudelijke onrechtmatigheden bevat.

De Afdeling heeft de zaak behandeld op 13 maart 2025, waarbij de raad vertegenwoordigd was door mr. H.W.Q. Seijsener en drs. S.J. Coesel. De appellante heeft aangevoerd dat zij belanghebbende is bij het besluit, maar de Afdeling heeft geoordeeld dat zij niet voldoet aan de criteria voor belanghebbende zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De afstand van haar woning tot het plangebied is te groot om aan te nemen dat zij rechtstreeks gevolgen ondervindt van het besluit.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het beroep van de appellante niet-ontvankelijk is, wat betekent dat zij niet in haar verzoek kan worden ontvangen. De raad van de gemeente Noordwijk hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 2 april 2025.

Uitspraak

202300649/1/R1.
Datum uitspraak: 2 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend in Noordwijk (ZH),
appellante,
en
de raad van de gemeente Noordwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 29 november 2022 heeft de raad besloten tot vaststelling van de Bodembeheernota deel B en bodemkwaliteitskaart plangebied Bronsgeest in Noordwijk (hierna: de bodembeheernota).
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 maart 2025, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. H.W.Q. Seijsener en drs. S.J. Coesel, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet en de Aanvullingswet bodem Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 29 november 2022 is het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit bepalend.
Inleiding
2.       De bodembeheernota is vastgesteld voor het gebied "Bronsgeest", dat zich ten noordoosten van de kern Noordwijk bevindt. Bronsgeest is een voormalige bollenteeltlocatie waarvoor plannen bestaan om deze te herontwikkelen tot nieuwbouwlocatie voor maximaal 350 woningen. In de bodembeheernota staat dat de raad de mogelijkheden om licht vervuilde gebiedseigen grond in het plangebied te hergebruiken wil vergroten. De raad heeft daarom de bodembeheernota vastgesteld op grond van het destijds geldende artikel 44 van het Besluit bodemkwaliteit (hierna: het Bbk).
[appellante] kan zich met het besluit van 29 november 2022 niet verenigen, omdat dit besluit volgens haar diverse procedurele en inhoudelijke onrechtmatigheden bevat.
Ontvankelijkheid van het beroep
3.       De Afdeling ziet zich ambtshalve voor de vraag gesteld of het beroep ontvankelijk is.
3.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 15 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2823, onder 2.3) hebben niet-belanghebbenden in omgevingsrechtelijke zaken die zijn voorbereid met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) alleen toegang tot de bestuursrechter als in die zaak de kring van personen die een zienswijze naar voren mogen brengen op grond van het nationale recht is verruimd tot een ieder. Dat is hier niet het geval, nu uit artikel 49, eerste lid, van het Bbk volgde dat de algemene regel van 3:15, eerste lid, van de Awb (zienswijzen slechts door belanghebbenden) van toepassing was. Overeenkomstig artikel 3:15, eerste lid, van de Awb zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen over het ontwerpbesluit. Onder deze omstandigheden is dus van belang om vast te stellen of [appellante] belanghebbende is bij het besluit van 29 november 2022.
3.2.    In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen wie een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit.
3.3.    [appellante] woont op het adres [locatie] in Noordijk. De Afdeling stelt vast dat deze woning zich bevindt op een afstand van ongeveer 840 meter tot het gebied waarvoor de bodembeheernota is vastgesteld. Gelet op die afstand is niet aannemelijk dat de activiteit die het besluit mogelijk maakt gevolgen heeft voor [appellante].
[appellante] heeft desgevraagd per brief laten weten dat zij niettemin vindt dat zij belanghebbende is, omdat volgens haar relevante milieu-informatie niet of niet voldoende openbaar is gemaakt naar aanleiding van haar verzoek op grond van de Wet open overheid (hierna: de Woo). Daargelaten de vraag of die stelling juist is, maakt dit niet dat [appellante] belanghebbende is bij het besluit van 29 november 2022. Het brengt niet mee dat [appellante] gevolgen ondervindt van dat besluit. Of er naar aanleiding van het Woo-verzoek van [appellante] inderdaad relevante milieu-informatie niet of niet voldoende openbaar is gemaakt, kan enkel aan de orde komen in bezwaar en (hoger) beroep tegen het besluit op dat verzoek.
Ten slotte is [appellante] ook niet op de zitting verschenen om toe te lichten waarom haar beroep, in weerwil van het voorgaande, toch ontvankelijk zou zijn.
Conclusie
4.       Het beroep is niet-ontvankelijk.
5.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Soffers
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025
703-1136