ECLI:NL:RVS:2025:1360

Raad van State

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
30 maart 2025
Zaaknummer
202300825/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van mr. D.A. Verburg door verzoekster op grond van vooringenomenheid

Op 2 april 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster tegen mr. D.A. Verburg. Verzoekster heeft verzocht om wraking van de staatsraad, omdat zij meende dat deze vooringenomen was tijdens de zitting van 13 maart 2025. Verzoekster voelde zich niet serieus genomen, werd onterecht onderbroken en vond dat de staatsraad onjuiste informatie gaf. Ook had zij het gevoel dat haar belangrijkste beroepsgrond onvoldoende naar voren kwam en dat haar dochter, tegen haar wens, als procespartij was aangemerkt. De staatsraad heeft in zijn schriftelijke reactie aangegeven dat hij de zitting wilde benutten om duidelijkheid te scheppen over de complexe zaak en dat hij zich niet herkende in de beschuldigingen van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve feiten zijn die wijzen op vooringenomenheid of partijdigheid van de staatsraad. Het verzoek om wraking is afgewezen, omdat de wrakingskamer zich enkel kan uitspreken over de onpartijdigheid van de rechter en niet over de inhoudelijke aspecten van de zaak. De beslissing werd genomen door de voorzitter en twee leden van de Afdeling bestuursrechtspraak, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

202300825/2/R2.
Datum beslissing: 2 april 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoekster], wonend in [woonplaats],
verzoekster,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief heeft [verzoekster] verzocht om wraking van mr. D.A. Verburg (hierna: de staatsraad) als lid van de enkelvoudige kamer van de Afdeling belast met de behandeling in zaak nr. 202300825/1/R2.
De staatsraad heeft niet in de wraking berust.
De staatsraad heeft een schriftelijke reactie ingediend.
[verzoekster] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft het wrakingsverzoek behandeld op de zitting van 26 maart 2025, waar [verzoekster] is verschenen. De staatsraad heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid te worden gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.1.    Als maatstaf geldt dat een staatsraad uit hoofde van zijn aanstelling wordt verondersteld onpartijdig te zijn en dat het aan de verzoeker is om aannemelijk te maken dat zich bijzondere omstandigheden voordoen die een uitzondering op deze veronderstelling rechtvaardigen.
Verzoek om wraking
2.       [verzoekster] heeft, samengevat, aan haar verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat, als gevolg van de gang van zaken op de zitting van 13 maart 2025, de staatsraad bij haar de indruk heeft gewekt vooringenomen te zijn. [verzoekster] betoogt onder meer dat zij zich niet serieus genomen voelde door onterecht te zijn onderbroken, dat onjuiste informatie werd gegeven en dat de staatsraad ter zitting veelvuldig aangaf dat [verzoekster] geen kansrijke zaak had. Ook zou zij de voor haar belangrijkste beroepsgrond onvoldoende naar voren hebben kunnen brengen, zou haar dochter, mogelijk onbedoeld en tegen haar wens, als procespartij zijn aangemerkt omdat de staatsraad haar op een plaats vooraan in de zittingszaal had gezet en zou door non-verbale communicatie met de gemeente ongelijkheid zijn gecreëerd.
Schriftelijke reactie gewraakte staatsraad
3.       De staatsraad heeft in zijn schriftelijke reactie onder meer te kennen gegeven dat het een complexe zaak met veel beroepsgronden is en dat hij de zitting heeft willen benutten om duidelijkheid te krijgen en te geven over bepaalde beroepsgronden. Hij heeft daarbij willen zorgen dat partijen na de zitting weggaan met een goed zicht op wat wel en niet mogelijk is met het beroep. Hij heeft daarbij zowel partijen bevraagd als het een en ander uitgelegd. De staatsraad herkent zich niet in de weergegeven non-verbale communicatie met de gemeente.
Beoordeling van het wrakingsverzoek
4.       Dat [verzoekster] het gevoel had dat zij de voor haar belangrijkste beroepsgrond onvoldoende naar voren heeft kunnen brengen, levert geen aanwijzing op voor (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid. De Afdeling wijst erop dat de vraagstelling door de staatsraad tijdens de behandeling op een zitting vooral is bedoeld voor opheldering van wat de Afdeling nog niet duidelijk is. Het oordeel van de rechter over een zaak is gebaseerd op het procesdossier en wat op zitting is besproken. Als bepaalde onderwerpen niet zo uitgebreid op zitting worden behandeld als een partij wenselijk vindt, wil dat dus niet zeggen dat die niet worden betrokken bij het oordeel van de rechter. Daaruit blijkt niet van vooringenomenheid of partijdigheid van de staatsraad.
4.1.    Verder levert het handelen van de staatsraad op zitting geen zwaarwegende aanwijzing op voor de (schijn van) vooringenomenheid of partijdigheid. [verzoekster] heeft het verloop van de zitting, in het bijzonder het handelen van de staatsraad en de non-verbale communicatie met de vertegenwoordiger van de gemeente, als uitingen van vooringenomenheid ervaren. Die eigen ervaring betekent niet dat de vrees van [verzoekster] voor vooringenomenheid en partijdigheid van de staatsraad objectief gerechtvaardigd is. [verzoekster] heeft geen objectieve feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit blijkt dat sprake van vooringenomenheid of partijdigheid is. Dat de staatsraad ter zitting uitleg heeft gegeven over wat wel en niet met het beroep bereikt kan worden, is geen aanwijzing voor vooringenomenheid of partijdigheid. Uit het proces-verbaal van de zitting blijkt verder niet dat de staatsraad op een zodanige wijze vooruit is gelopen op de uitkomst van de zaak dat daaruit vooringenomenheid en partijdigheid blijkt. Daarnaast is niet gebleken dat de dochter van verzoeker is aangemerkt als procespartij. Uit de omstandigheid dat de staatsraad de dochter heeft gevraagd vooraan te zitten in de zittingszaal, met de bedoeling dat zij haar moeder zou kunnen ondersteunen, kan geen (schijn van) vooringenomenheid en partijdigheid worden afgeleid.
Inhoudelijke aspecten worden niet beoordeeld door de wrakingskamer
5.       [verzoekster] heeft in haar wrakingsverzoek en op zitting van de wrakingskamer diverse inhoudelijke aspecten van haar procedure bij de Afdeling aan de orde gesteld. Zoals ook tijdens de zitting te kennen is gegeven, beperkt de opdracht van de wrakingskamer zich tot de beoordeling of de handelingen van de staatsraad blijk geven van vooringenomenheid en mag de wrakingskamer in dat verband alleen de vraag beantwoorden of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Dit is in de kern de wettelijke norm die is opgenomen in artikel 8:15 van de Awb. Aan de behandeling van de betogen van [verzoekster] die betrekking hebben op de inhoud van haar zaak, komt de wrakingskamer daarom niet toe.
Conclusie
6.       Gelet op het voorgaande bestaan geen gronden voor het oordeel dat sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Het verzoek om wraking wordt afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzitter
w.g. Toonen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 april 2025
979