ECLI:NL:RVS:2025:1349
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 28 maart 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening en hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie had op 15 oktober 2024 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, verklaarde op 5 maart 2025 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.S. Nizamoeddin, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 maart 2025, en de voorzieningenrechter, mr. M.J.M. Ristra-Peeters, heeft de beslissing vastgesteld in tegenwoordigheid van griffier mr. L.C. Lodeweges.