ECLI:NL:RBDHA:2025:3341

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2025
Publicatiedatum
6 maart 2025
Zaaknummer
NL24.41250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van kennelijke ongegrondheid en medische problematiek

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 4 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. Deze aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie op 15 oktober 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelt dat hij niet adequaat is gehoord vanwege zijn medische situatie, maar de rechtbank concludeert dat hij voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn asielmotieven naar voren te brengen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem geen veilig land van herkomst is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41250

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. C. van der Zijde).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser.
2. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1969. Hij heeft op 4 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend (de asielaanvraag). Verweerder heeft deze asielaanvraag met het bestreden besluit van 15 oktober 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond.
3. De rechtbank heeft beroep op 7 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als kennelijk ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
6. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij geen praktiserend moslim is en hij bij terugkeer naar Marokko vreest te worden gezien als afvallig, waardoor hij zal worden gediscrimineerd.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- eiser is geen praktiserend moslim.
Verweerder vindt beide asielmotieven geloofwaardig. Verweerder stelt echter dat Marokko een veilig land van herkomst is en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem persoonlijk geen veilig land is. Verweerder heeft de asielaanvraag daarom afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
De beroepsgrond van eiser
8. Eiser voert aan dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om zijn asielrelaas naar voren te brengen. Hij wijst daarbij op zijn medische problematiek. Eiser stelt dat hij weliswaar drie keer is gehoord, maar hij in ieder geval bij twee van deze drie gehoren niet in staat was om te worden gehoord, terwijl zijn verklaringen uit deze twee gehoren wel aan hem worden tegengeworpen. Verweerder stelt volgens eiser ook ten onrechte dat eiser voldoende gelegenheid is geboden om zijn asielmotieven schriftelijk naar voren te brengen, zoals bedoeld in Werkinstructie 2024/9 “Medische problematiek en horen en beslissen in de Asielprocedure”. Eiser wijst er verder op dat er geen contact is opgenomen met zijn gemachtigde over de manier waarop eiser het beste zijn asielmotieven naar voren zou kunnen brengen. Als eiser zijn asielrelaas volledig naar voren had kunnen brengen, hadden hier mogelijk andere asielmotieven uit gedestilleerd kunnen worden. aldus eiser.
De beoordeling van de beroepsgrond
9. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser op 1 mei 2023 is gehoord, maar dat dit gehoor is afgebroken omdat eiser aangaf dat hij niet kon worden gehoord vanwege pijnklachten. Niet is gebleken dat verweerder eiser verklaringen uit dit gehoor tegenwerpt. Verweerder heeft eiser vervolgens meerdere keren uitgenodigd voor een afspraak bij MediFirst. Uit het advies van MediFirst van 6 augustus 2023 blijkt dat eiser toen niet kon worden gehoord. Verder heeft MediFirst aangegeven dat eiser op meerdere afspraken niet is verschenen. Op 25 maart 2024 is opnieuw geprobeerd om eiser te horen. Eiser heeft tijdens dit gehoor aangegeven dat hij niet in staat was te worden gehoord. Het gehoor is daarom na één vraag afgebroken. Niet is gebleken dat verweerder eiser verklaringen uit dit gehoor tegenwerpt. Nog daargelaten of er goede redenen waren dat eiser niet is verschenen op de afspraken bij MediFirst, volgt uit het laatste advies van MediFirst van 18 september 2024 dat eiser kon worden gehoord (wel met beperkingen). Hierin staat namelijk het volgende:
“Er is sprake van beperkingen voor het horen als gevolg van de medische klachten.
Betrokkene is bekend met pijnklachten. Graag wanneer nodig een pauze aanbieden, betrokkene de gelegenheid bieden om de houding aan te passen of medicatie te nemen”.
Er is dan ook niet gebleken dat eiser (permanent) niet kon worden gehoord. Eiser heeft, ondanks dat hier meerdere keren om is verzocht, ook geen inhoudelijke medische informatie verstrekt waaruit blijkt dat hij wegens zijn gezondheidssituatie in het geheel niet kon worden gehoord. De door eiser overgelegde afsprakenkaart met daarop een afspraak op
21 oktober 2024 bij de polikliniek urologie is hiertoe onvoldoende.
10. Op 10 oktober 2024 heeft alsnog een gehoor met eiser plaatsgevonden. Eiser heeft ook tijdens dit gehoor aangegeven dat hij niet kon worden gehoord, echter opnieuw zonder dit met medische stukken te onderbouwen. Verweerder heeft hierop aan eiser voorgesteld om een brief te schrijven waarin hij zijn asielmotief vertelt. Eiser heeft echter aangegeven dat dit voor hem niet mogelijk is. Dit kan verweerder niet worden tegengeworpen en komt voor rekening en risico van eiser, omdat niet is gebleken dat eiser op dat moment niet kon worden gehoord. Vervolgens is het gehoor voortgezet. Niet is gebleken dat verweerder tijdens het gehoor onvoldoende rekening heeft gehouden met de door Medifirst vastgestelde beperkingen. Verder is het vervolg van het gehoor weliswaar beknopt geweest, maar is niet gebleken dat eiser zijn asielmotieven toen niet volledig naar voren heeft kunnen brengen.
Eiser heeft nog gesteld dat verweerder contact had moeten opnemen met zijn gemachtigde voor overleg over manieren waarop eiser het beste kan worden gehoord of alternatieven voor het horen. De rechtbank overweegt dat in Werkinstructie 2024/9 “Medische problematiek en horen en beslissen in de Asielprocedure” het volgende is opgenomen.
“Uitgangspunt is dat een vreemdeling wordt gehoord. Het gaat erom dat de vreemdeling in
staat wordt gesteld zo goed mogelijk zijn relaas te doen, waarbij de behandeling van de
aanvraag niet onnodig lang duurt. Bezien moet dus worden wat nodig is om toch zorgvuldig
een gehoor te kunnen houden ondanks het bestaan van medische beperkingen. Alleen
ernstige tot zeer ernstige medische beperkingen zullen leiden tot het advies om (voorlopig)
niet te horen.
(…)
Het is verder belangrijk om in een zo vroeg mogelijk stadium de gemachtigde te betrekken en te overleggen hoe de procedure kan worden vervolgd, welke voorzieningen moeten worden getroffen om de vreemdeling te kunnen horen en indien nodig, welke alternatieven voor horen kunnen worden ingezet. Het is van groot belang van begin af aan goede, volledige dossieropbouw te doen en bijvoorbeeld afspraken met gemachtigde in het dossier vast te leggen.
Belangrijk om op te merken is tot slot dat in alle gevallen, ongeacht de inhoud van het medisch advies of bijvoorbeeld het standpunt van de gemachtigde, het uiteindelijk de beoordeling en beslissing van de IND is en blijft om het gehoor al dan niet te laten doorgaan. Tegen deze beslissing is geen bezwaar of beroep mogelijk.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op basis van het medisch advies van Medifirst van 18 september 2024 kunnen besluiten om eiser op 10 oktober 2024 te horen. Er is geen grond voor het oordeel dat verweerder gehouden was om eerst contact op te nemen met eisers gemachtigde.
Voor zover eiser heeft gesteld dat hij door de wijze waarop hij door verweerder is gehoord niet alle asielmotieven naar voren heeft kunnen brengen, volgt de rechtbank dit niet, nu eisers in de beroepsgronden niet heeft geconcretiseerd om welke (andere) asielmotieven het dan zou gaan. Ook op de zitting heeft eiser daarover geen duidelijkheid kunnen verschaffen.
11. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.