ECLI:NL:RVS:2025:1338
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 16 december 2024 een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel ongegrond heeft verklaard. De minister van Asiel en Migratie had op 23 november 2024 deze maatregel opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 maart 2025 uitspraak gedaan.
De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in eerdere uitspraken.
De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.