ECLI:NL:RVS:2025:1321
Raad van State
- Hoger beroep
- M.J.M. Ristra-Peeters
- J. van de Kolk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 10 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan een vreemdeling. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 5 december 2024 het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.K.E. van den Heuvel, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 28 maart 2025 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Bovendien gaat het hoger beroep onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord, met betrekking tot de detentieomstandigheden in het Justitieel Complex Schiphol.
De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.