202307155/1/R1.
Datum uitspraak: 26 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Bidfood B.V., gevestigd in Ede,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 3 oktober 2023 heeft het college het uitwerkingsplan "Food Center Amsterdam - 1e uitwerking" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft Bidfood beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Marktkwartier C.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college en Bidfood hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 13 februari 2025, waar Bidfood, vertegenwoordigd door mr. I.L. Haverkate en mr. J.M. Gerretsen, beiden advocaat in Amsterdam, en [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.M. de Graaf en drs. P.A. Hazewindus, zijn verschenen. Verder is op de zitting Marktkwartier, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], mr. W.D. de Vos, advocaat in Amsterdam, en [partij A], [partij B], [partij C] en [partij D], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een uitwerkingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het uitwerkingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 29 september 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Toetsingskader
2. Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, moet het college van burgemeester en wethouders in beginsel een uitwerkingsplan vaststellen. Bij een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht. Onder die beoordeling valt de vraag of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, als die regels daarvoor de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.
Inleiding
3. Het uitwerkingsplan heeft betrekking op een gedeelte van het terrein van Food Center Amsterdam aan de Jan van Galenstraat (hierna: het FCA-terrein). Het is gebaseerd op de bestemming "Bedrijventerrein - Uit te werken" van het bestemmingsplan "Food Center Amsterdam (2e herstelbesluit)" (hierna: het moederplan), dat de raad van de gemeente Amsterdam op 1 juni 2016 heeft vastgesteld. Het moederplan, dat onherroepelijk is, maakt de herontwikkeling van het FCA-terrein mogelijk. Marktkwartier draagt zorg voor deze herontwikkeling. Met dit uitwerkingsplan wil het college het noordelijke deel van de hiervoor genoemde bestemming uitwerken in zogenoemde eindbestemmingen.
4. Bidfood heeft een bedrijfsvestiging op het huidige FCA-terrein. Haar locatie heeft in het moederplan de bestemming "Bedrijventerrein" en de gebiedsaanduiding "wetgevingszone - wijzigingsgebied 1". Het uitwerkingsplan heeft geen betrekking op gronden met die bestemming. Het uitwerkingsplan is volgens Bidfood wel bepalend voor toekomstige plannen voor het FCA-terrein en daarmee ook voor haar perceel en de gronden waarop zij zou kunnen worden geherhuisvest. Zij vreest dat er na de herontwikkeling van het FCA-terrein geen plaats meer is voor haar bedrijf.
5. Op deze zaak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Strijd met een goede ruimtelijke ordening?
6. Bidfood betoogt dat het uitwerkingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, omdat er geen zicht meer bestaat op een integrale herontwikkeling van het FCA-terrein. Dat het uitwerkingsplan verenigbaar is met de uitwerkingsregels van het moederplan, ontslaat het college volgens haar niet van de verplichting om te toetsen of de uitwerking, gelet op de betrokken belangen, nog steeds gerechtvaardigd is. In dat verband verwijst Bidfood naar de uitspraak van de Afdeling van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3157. 6.1. Met inachtneming van het toetsingskader zoals weergegeven onder 2, overweegt de Afdeling dat dit betoog van Bidfood niet gaat over naleving van de uitwerkingsregels of de ruimtelijke effecten van de gemaakte keuzes in het uitwerkingsplan. De verwijzing van Bidfood naar de uitspraak van 2 november 2022 over een wijzigingsplan voor het FCA-terrein maakt dit niet anders. In haar beroepschrift noemt Bidfood in dit verband omstandigheden die volgens haar de met het moederplan beoogde herontwikkeling van het FCA-terrein onzeker maken. Dat betekent dat het Bidfood gaat om de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan en in feite ook de uitvoerbaarheid van het moederplan. De genoemde omstandigheden worden daarom, voor zover van belang, meegenomen bij de beoordeling van het volgende betoog van Bidfood.
Het betoog slaagt niet.
Uitvoerbaarheid
7. Bidfood betoogt dat het uitwerkingsplan niet uitvoerbaar is. Hierover voert zij aan dat de afspraken die in de Realisatie- en Exploitatieovereenkomst FCA (hierna: de REOK) tussen de gemeente Amsterdam en Marktkwartier zijn opgenomen over de uitgifte van gronden in erfpacht, in strijd zijn met het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (Didam I) (hierna: Didam-arrest). Deze afspraken zijn daarom nietig of vernietigbaar en zonder de REOK is het uitwerkingsplan volgens haar financieel niet uitvoerbaar. In feite heeft Bidfood het daarmee over het hele terrein dat door het moederplan wordt bestreken. Verder heeft Bidfood in haar beroepschrift en in haar nadere stukken van 28 januari 2025 diverse omstandigheden genoemd op grond waarvan het uitwerkingsplan volgens haar ook niet uitvoerbaar zou zijn. 7.1. De Afdeling overweegt dat een betoog over de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan alleen kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit als het college redelijkerwijs had moeten inzien dat de uitwerking om financieel-economische of andere redenen op voorhand niet uitvoerbaar is.
Eventuele gevolgen van het door Bidfood aangehaalde Didam-arrest voor de REOK betekenen niet dat het uitwerkingsplan als zodanig op voorhand niet uitvoerbaar is. Het uitwerkingsplan regelt namelijk niet door welke gegadigde het moet worden uitgevoerd. Bidfood heeft niet aannemelijk gemaakt dat het uitwerkingsplan niet kan worden uitgevoerd zonder dat de daarvoor bemoedigde gronden in strijd met het Didam-arrest worden verkocht of in erfpacht worden uitgegeven. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4364, onder 10.3. Verder overweegt de Afdeling dat alle overige door Bidfood genoemde feiten en omstandigheden, zowel op zichzelf als in onderlinge samenhang bezien, ook geen aanleiding geven voor het oordeel dat het college op voorhand had moeten inzien dat het uitwerkingsplan niet uitvoerbaar is. De uitvoerbaarheid van het moederplan zelf kan in deze procedure niet worden beoordeeld. Het betoog slaagt niet.
Overig
8. Waar Bidfood voor het overige verzoekt om de inhoud van haar zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de zienswijzennota is ingegaan op die zienswijze. Bidfood heeft in haar beroepschrift en op de zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de zienswijze onjuist of onvolledig zou zijn.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. van Helvoort, griffier.
w.g. Verburg
voorzitter
w.g. Van Helvoort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025
877