ECLI:NL:RVS:2025:1267

Raad van State

Datum uitspraak
26 maart 2025
Publicatiedatum
26 maart 2025
Zaaknummer
202300130/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur door het college van burgemeester en wethouders van Koggenland

Op 5 februari 2021 heeft Stichting Berkhout is Boos het college van burgemeester en wethouders van Koggenland verzocht om openbaarmaking van informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Het verzoek betrof documenten die betrekking hebben op de contacten tussen het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord en de gemeente Koggenland in de periode van 7 april 2015 tot 5 februari 2021. Het college heeft op 11 oktober 2021 besloten om 382 documenten gedeeltelijk openbaar te maken, met de feitelijke openbaarmaking gepland op 2 november 2021, afhankelijk van reacties van derde-belanghebbenden. Na verschillende besluiten van het college om uitstel aan te geven, heeft het college op 13 april 2022 opnieuw documenten openbaar gemaakt.

Tegen de besluiten van het college heeft Berkhout is Boos beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 24 november 2022 het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Berkhout is Boos heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 januari 2025 behandeld. Berkhout is Boos betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat zij geen procesbelang meer had, omdat de documenten inmiddels waren verstrekt. De Afdeling oordeelde dat het procesbelang van Berkhout is Boos was vervallen met de verstrekking van de documenten en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een inhoudelijke beoordeling van de procedure.

Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

202300130/1/A3.
Datum uitspraak: 26 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Berkhout is Boos, gevestigd in Berkhout, gemeente Koggenland,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-­Holland van 24 november 2022 in zaak nr. 22/1078 in het geding tussen:
Berkhout is Boos
en
het college van burgemeester en wethouders van Koggenland.
Procesverloop
Op 5 februari 2021 heeft Berkhout is Boos het college op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) verzocht om openbaarmaking van informatie.
Bij besluit van 11 oktober 2021 heeft het college het verzoek van Berkhout is Boos toegewezen. Het college heeft te kennen gegeven dat 382 documenten zijn aangetroffen die gedeeltelijk openbaar zullen worden gemaakt en dat feitelijke openbaarmaking van deze documenten op 2 november 2021 plaatsvindt, omdat derde-belanghebbenden nog geen zienswijze hebben gegeven op de openbaarmaking.
Bij besluiten van 27 oktober 2021, 25 november 2021 en 10 januari 2022 heeft het college aan Berkhout is Boos nader uitstel van de verstrekking van de documenten aangekondigd.
Bij besluit van 13 april 2022 heeft het college opnieuw op het verzoek van Berkhout is Boos besloten en documenten openbaar gemaakt.
Tegen de besluiten van 11 oktober 2021, 27 oktober 2021, 25 november 2021 en 10 januari 2022 heeft Berkhout is Boos met toepassing van artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en met instemming van het college rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij uitspraak van 24 november 2022 heeft de rechtbank het door Berkhout is Boos daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft Berkhout is Boos hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Berkhout is Boos heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 22 januari 2025, waar Berkhout is Boos, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en het college, vertegenwoordigd door H.F. Pitstra-Venema, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Berkhout is Boos heeft het college op grond van de Wob verzocht documenten te verstrekken die betrekking hebben op de contacten tussen het Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord en de gemeente Koggenland in de periode tussen 7 april 2015 tot 5 februari 2021. Bij het besluit van 11 oktober 2021 heeft het college op het Wob-verzoek beslist en besloten 382 documenten gedeeltelijk openbaar te maken. Het college heeft hierbij te kennen gegeven dat de feitelijke openbaarmaking op 2 november 2021 plaatsvindt, omdat derde-belanghebbenden nog niet hebben gereageerd op het verzoek tot het geven van een zienswijze en het college niet kan inschatten of zij bezwaar hebben tegen de openbaarmaking. Bij de besluiten van 27 oktober 2021, 25 november 2021 en 10 januari 2022 heeft het college aan Berkhout is Boos nader uitstel van de verstrekking van de documenten aangekondigd. Bij het besluit van 13 april 2022 heeft het college opnieuw op het Wob-verzoek van Berkhout is Boos besloten en documenten openbaar gemaakt.
2.       Berkhout is Boos betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen procesbelang meer heeft. Haar belang is dat zij wil weten of de procedure zoals deze is verlopen en waarbij volgens haar diverse termijnen zijn overschreden en niet is gereageerd op een door haar gedane ingebrekestelling, op deze wijze mag. Volgens Berkhout is Boos is de Wob ineffectief indien een bestuursorgaan lang mag doen over de verstrekking van documenten bij een Wob-verzoek. Ook schaadt dit het vertrouwen in de overheid.
3.       Procesbelang is het belang dat een appellant heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de appellant voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de appellant van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft de appellant die opkomt tegen een besluit, procesbelang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in de uitspraak van 17 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1610, moet het gaan om een actueel en reëel belang bij een inhoudelijke beoordeling van het (hoger) beroep. Als dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan.
4.       De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat Berkhout is Boos geen procesbelang meer heeft. Het belang van Berkhout is Boos was er in gelegen dat het college over zou gaan tot verstrekking van de documenten. De verstrekking van de documenten heeft met het besluit van 13 april 2022 alsnog plaatsgevonden. De rechtbank heeft terecht overwogen dat haar belang met dat besluit is komen te vervallen. De enkele vraag of de gevolgde procedure in rechte stand houdt, levert onvoldoende procesbelang op. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:646.
5.       Berkhout is Boos heeft in het hogerberoepschrift ook gronden gericht tegen het besluit van 13 april 2022. Uit de zittingsaantekeningen van de rechtbank en rechtsoverwegingen 2.2 en 3.2 van de uitspraak van de rechtbank volgt dat Berkhout is Boos geen beroep heeft ingesteld tegen het besluit van 13 april 2022. De Afdeling komt daarom in hoger beroep niet toe aan de bespreking van deze gronden.
6.       Het hoger beroep is ongegrond.
7.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Bindels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2025
85-1031