ECLI:NL:RVS:2025:1232
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen besluit staatssecretaris Justitie en Veiligheid over verblijfsdocument
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Op 7 maart 2022 heeft de staatssecretaris vastgesteld dat de vreemdeling geen rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan heeft gehad en heeft hij geweigerd om een verblijfsdocument voor bepaalde tijd op basis van het Terugtrekkingsakkoord te verlenen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar op 24 maart 2023 heeft de staatssecretaris dit bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 19 december 2023 het beroep ongegrond heeft verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T.F.W. Kouwenhoven, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep behandeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 24 maart 2025.