ECLI:NL:RVS:2025:1199
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vrijheidsontnemende maatregel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2024. De rechtbank had in die uitspraak geoordeeld dat de vreemdeling, die een vrijheidsontnemende maatregel was opgelegd, recht had op schadeloosstelling. De minister had op 24 november 2024 de maatregel opgelegd, maar de rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond voor wat betreft de tenuitvoerlegging van de maatregel. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep van de minister gegrond verklaard. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat het Justitieel Complex Schiphol geen gespecialiseerde bewaringsaccommodatie meer was, waardoor de tenuitvoerlegging van de grensdetentie onrechtmatig werd geacht. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken om haar oordeel te onderbouwen. Het incidenteel hoger beroep van de vreemdeling werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat dit volgens de wet niet mogelijk is in een grensdetentiezaak.
De uiteindelijke beslissing van de Raad van State was dat de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling ongegrond werd verklaard. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 maart 2025.