202300588/1/R4.
Datum uitspraak: 19 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de Evangelische Broedergemeente Utrecht, gevestigd in Utrecht,
appellante,
en
de raad van de gemeente Utrecht,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Ivoordreef, Overvecht" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Evangelische Broedergemeente Utrecht beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Era Contour B.V. en de Evangelische Broedergemeente Utrecht hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 16 december 2024, waar de Evangelische Broedergemeente Utrecht, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. K.W. Menig, advocaat in Haarlem en de raad, vertegenwoordigd door ing. L.H.J.H. Voortman en mr. T. Brouwer, zijn verschenen. Ook is op de zitting Era Contour B.V., vertegenwoordigd door mr. A.J.L. Claassen, advocaat te Eindhoven, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 22 april 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. De raad heeft het plan vastgesteld om aan de Ivoordreef in Utrecht de bouw van nieuwe woningen mogelijk te maken. Op deze plek stond een verouderde flat met sociale huurwoningen. Deze flat is inmiddels gesloopt. Er worden maximaal 310 woningen gebouwd. Er zullen zowel appartementen als grondgebonden woningen worden gerealiseerd. Er wordt niet alleen woningbouw mogelijk gemaakt. Het plan maakt het ook mogelijk een parkeergarage en sportfaciliteiten te ontwikkelen. Onder de tribune van het beoogde sportveld, wordt het mogelijk maatschappelijke en/of commerciële voorzieningen te realiseren.
3. De Evangelische Broedergemeente Utrecht is gevestigd in het plangebied. Zij heeft beroep ingesteld tegen het plan, omdat haar belangen niet voldoende zijn meegewogen bij het vaststellen van het plan. Het gaat de Evangelische Broedergemeente om de mogelijkheid dat de nieuwe bewoners geluidsoverlast gaan ervaren en om de inrichting van de omgeving bij de entree van de kerk.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
De beroepsgronden
Ingetrokken beroepsgrond
5. Op de zitting heeft de Evangelische Broedergemeente de beroepsgrond over de rooilijn ingetrokken.
Geluid
6. De Evangelische Broedergemeente vreest dat als de woningen worden gebouwd, zij zal worden geconfronteerd met klachten van de bewoners over geluidsoverlast. De Evangelische Broedergemeente voert in dat kader aan dat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in dit geval kan worden afgeweken van de richtafstand van 30 m uit de VNG-brochure. Verder voert de Evangelische Broedergemeente aan dat in het rapport "Woningbouw Ivoordreef Utrecht" van 11 oktober 2022 van Peutz uit wordt gegaan van onjuistheden en dat het rapport onvolledig is. Ter onderbouwing hiervan heeft de Evangelische Broedergemeente de contra-expertise "Akoestisch Onderzoek V1.2 naar de geluiduitstraling van uit het kerkgebouw van Jeruëlkapel EBG Utrecht" van het Geluidburo van 4 december 2024 overgelegd. Het geluidniveau vanuit de kerk is hoger dan dat blijkt uit het rapport van Peutz. Ook kan de Evangelische Broedergemeente zich niet vinden in de geluidsmaatregelen die op grond van het plan aan de kerk moeten worden aangebracht. Volgens de Evangelische Broedergemeente heeft de raad onvoldoende onderzocht of de in het plan voorgeschreven geluidsmaatregelen wel haalbaar en uitvoerbaar zijn. De Evangelische Broedergemeente wijst op verschillende technische knelpunten die kunnen ontstaan door het realiseren van de geluidwerende maatregelen. Verder voert de Evangelische Broedergemeente aan dat het twijfelachtig is of de geluidwerende maatregelen vanuit financieel oogpunt wel haalbaar zijn. De door de ontwikkelaar hiervoor bedachte aanneemsom is waarschijnlijk ontoereikend. Te meer omdat uit dat budget ook de kosten voor het aanpassen van de voorgevel van de kerk moeten worden gehaald.
6.1. De raad heeft toegelicht dat is onderzocht welke geluidsbelasting op de nieuw te bouwen woningen ontstaat door de zang- en muziekactiviteiten in de kerk. Er is vastgesteld dat de afstand tussen de nieuwe woningen en de kerk kleiner is dan de indicatieve richtafstand uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009) (hierna: de VNG-publicatie). Daarom is onderzocht of met maatregelen een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen kan worden geborgd. Peutz heeft in het rapport "Woningbouw Ivoordreef Utrecht" van 11 oktober 2022 bekeken welke maatregelen daarvoor moeten worden genomen. De raad ziet verder geen reden waarom deze maatregelen niet uitvoerbaar zouden zijn. Ter onderbouwing daarvan verwijst de raad naar de notitie "Akoestische maatregelen EBGU Ivoordreef".
6.2. In paragraaf 5.10.2 van de plantoelichting worden de richtafstanden uit de VNG-publicatie genoemd. Voor de kerk geldt in het omgevingstype "Rustige woonwijk" een richtafstand van 30 m. Die afstand wordt in het bestreden plan niet gehaald. De grens van het perceel waarop de kerk is gevestigd ligt tegen het bouwvlak van de nieuw te bouwen woningen aan. In de plantoelichting staat hierover dat gemotiveerd kan worden afgeweken van de afstanden uit de VNG-publicatie. De raad heeft daarom Peutz akoestisch onderzoek laten doen naar de vraag of de beoogde woningen in relatie tot de kerk inpasbaar zijn. De bevindingen van Peutz zijn neergelegd in het rapport van 11 oktober 2022. Peutz stelt in dit onderzoek vast dat het nodig is de woningen te voorzien van geluidsmaatregelen. Hiervoor is in artikel 7.2.2 van de planregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Daarin is geregeld dat ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" een dove gevel moet worden gerealiseerd. Peutz heeft ook vastgesteld dat maatregelen aan de kerk moeten worden getroffen. Deze maatregelen zijn niet als een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen. In plaats daarvan heeft het college bij besluit van 25 september 2024 maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer vastgesteld voor de kerk. Het besluit van 25 september 2024 is niet onherroepelijk.
6.3. Voor zover de Evangelische Broedergemeente meent dat de raad aan had moeten sluiten bij de richtafstand van 30 m uit de VNG-publicatie, overweegt de Afdeling dat de raad er terecht op wijst dat gemotiveerd van deze richtafstand mag worden afgeweken. Daarbij ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft mogen uitgaan van de bevindingen van Peutz, zoals deze zijn neergelegd in het rapport van 11 oktober 2022. De Afdeling wijst hierbij op de door ERA Contour B.V. overgelegd notitie "Beoordeling akoestisch onderzoek van Het Geluidburo kenmerk 3564 AK - 2 Ivoordreef 001 10-11-2024 V1.2" van Peutz van 11 december 2024. Daarin heeft Peutz toegelicht dat Het Geluidburo een hoger binnenniveau heeft gemeten, omdat bij die metingen is uitgegaan van een vastgesteld L5-niveau over een meetperiode van 100 minuten tijdens de verschillende activiteiten. Peutz heeft het binnenniveau bepaald aan de hand van een equivalent geluidniveau. Het is conform de Handleiding meten en rekenen industrielawaai om voor langtijdgemiddelde deelbeoordelingsniveaus uit te gaan van een equivalent geluidniveau en niet van een L5-niveau.
Over de maatregelen die aan de kerk moeten worden uitgevoerd overweegt de Afdeling het volgende. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 3 september 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3269, onder 9.4), hoeven maatwerkvoorschriften niet al vóór de vaststelling van een bestemmingsplan te zijn vastgesteld, als de raad er op voorhand redelijkerwijs van kon uitgaan dat maatwerkvoorschriften stand zullen houden in een beroepsprocedure. Maar, zoals de Afdeling ook eerder heeft overwogen, zie de uitspraak van 14 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1541, onder 9.10, is het bij maatwerkvoorschriften die ingrijpende gevolgen kunnen hebben wel van belang dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan voldoende inzicht bestaat in de gevolgen van de voorgenomen maatwerkschriften. Het onderzoek hiernaar kan niet worden doorgeschoven tot na de vaststelling van het plan. In dit geval heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling voldoende gemotiveerd dat de gevolgen van de maatwerkvoorschriften voor de Evangelische Broedergemeente niet zodanig ingrijpend zijn dat dit de vaststelling van het plan in de weg staat. De Afdeling weegt hier mee dat de maatwerkvoorschriften gaan over bouwkundige aanpassingen aan het kerkgebouw. De activiteiten die in de kerk worden gehouden, zoals kerkdiensten, worden niet belemmerd. Ook heeft de raad in het kader van deze toets van het bestemmingsplan aan de hand van de notitie "Akoestische maatregelen EBGU Ivoordreef" voldoende onderbouwd dat er uitvoerbare maatregelen mogelijk zijn. In de notitie wordt namelijk besproken op welke wijze de bouwkundige aanpassingen kunnen worden uitgevoerd en dat daarvoor een toereikend budget aan de Evangelische Broedergemeente beschikbaar zal worden gesteld. Het betoog slaagt niet.
Sociale veiligheid en kwaliteit van de leefomgeving
7. De Evangelische Broedergemeente voert aan dat de toekomstige situatie rondom de kerk uitnodigt tot sociale onveiligheid. Doordat er vanuit de woningen geen zicht is op de kerk, komt de entree van de kerk in een steeg te liggen. De Evangelische Broedergemeente betwijfelt of de door de gemeente voorgestelde oplossing om de entree te verplaatsen naar de Kasaidreef, wel een oplossing is. De Evangelische Broedergemeente verwacht hiervoor geen vergunning te krijgen, omdat niet kan worden voldaan aan de eisen uit de Welstandsnota Utrecht.
7.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de precieze invulling van de omgeving een uitvoeringsaspect betreft. Wel voorziet het plan in voldoende mogelijkheden om een sociaal veilige omgeving te realiseren. De enkele omstandigheid dat vanuit de woningen geen zicht is op de entree van de kerk, is volgens de raad onvoldoende om te stellen dat er een sociaal onveilige situatie ontstaat.
7.2. De Afdeling benadrukt dat in deze procedure het plan voorligt. Het plan schrijft niet voor waar de entree van de kerk moet worden gevestigd en staat ook niet in de weg aan een eventuele verplaatsing van de entree. Het plan maakt het wel mogelijk de omgeving rondom de huidige entree te veranderen. De Afdeling ziet geen aanleiding te oordelen dat deze mogelijkheden tot een onaanvaardbare situatie leiden. De afstand tussen het bestaande kerkgebouw en de grens van het bouwvlak tegenover de entree bedraagt namelijk bijna 10 m, wat naar het oordeel van de Afdeling niet aangeduid kan worden als steeg.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. J.C.A. de Poorter en mr. H.J.M. Besselink, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Perlot
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025
952