ECLI:NL:RVS:2025:1168

Raad van State

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
202304637/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere geluidgrenswaarden vastgesteld voor bestemmingsplan Malledijk 10 te Spijkenisse

Op 19 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Malledijk 10 te Spijkenisse". Het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard had op 4 april 2023 hogere geluidgrenswaarden vastgesteld in het kader van dit bestemmingsplan, omdat uit akoestisch onderzoek bleek dat de geluidbelasting voor de in het plan voorziene woningen niet voldeed aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder (Wgh) vanwege het nabijgelegen industrieterrein "Botlek-Pernis". De raad heeft het bestemmingsplan op 17 mei 2023 vastgesteld. Een appellant, wonend in Spijkenisse, heeft beroep ingesteld tegen de vaststelling van deze hogere geluidgrenswaarden, stellende dat deze ten onrechte zijn vastgesteld en dat er geluidswerende maatregelen mogelijk zijn.

De Afdeling heeft de zaak op 9 december 2024 ter zitting behandeld. Het college heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van de appellant, omdat deze geen eigenaar is van de woningen waarvoor de hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld. De Afdeling overweegt dat de regeling in de Wgh tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen strekt, en dat de appellant, die geen concrete interesse heeft in de koop of bewoning van deze woningen, niet kan worden beschermd door deze regeling. Daarom is het beroep ongegrond verklaard en hoeft het college geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202304637/1/R3.
Datum uitspraak: 19 maart 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 april 2023 heeft het college voor het bestemmingsplan "Malledijk 10 te Spijkenisse" hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in artikel 45 van de Wet geluidhinder vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2024, waar het college, vertegenwoordigd door M. Jonker en D. Stok, is verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Zoals in de uitspraak van de Afdeling van 24 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5198, is overwogen, blijft op een besluit tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting in zones rond industrieterreinen het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit onherroepelijk is. Maar dan moet die hogere waarde wel zijn vastgesteld ten behoeve van een besluit waarvoor een aanvraag is ingediend of waarvan een ontwerp ter inzage is gelegd vóór het tijdstip waarop de onder artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet bedoelde besluiten tot vaststelling van geluidproductieplafonds als omgevingswaarden in werking zijn getreden. De hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting zijn vastgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan "Malledijk 10 te Spijkenisse" waarvan het ontwerp op 12 januari 2023 ter inzage is gelegd. Dat betekent dat in dit geval het recht, waaronder de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Bij besluit van 17 mei 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Malledijk 10 te Spijkenisse" vastgesteld. Het besluit hogere waarden is genomen met het oog op de vaststelling van het bestemmingsplan, omdat uit het akoestische onderzoek is gebleken dat voor de in het plan voorziene woningen niet kan worden voldaan aan de op grond van de Wgh geldende voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein "Botlek-Pernis".
3.       Het plangebied ligt ten oosten van de percelen [locatie], 12 en 10A. [appellant] woont aan de [locatie] en is van mening dat de hogere geluidgrenswaarden ten onrechte zijn vastgesteld.
De beroepsgronden
4.       [appellant] betoogt dat het college ten onrechte hogere geluidgrenswaarden voor de voorziene woningen heeft vastgesteld. Hiertoe voert [appellant] aan dat de aanliggende bedrijven zich niet aan de regels houden die in de maatwerkvoorschriften zijn voorgeschreven. [appellant] betoogt dat het besluit tot vaststelling van hogere geluidgrenswaarden niet noodzakelijk is omdat er geluidswerende maatregelen kunnen worden genomen door omliggende bedrijven. Daarnaast kan een geluidswal geplaatst worden in de huidige groene zone, aldus [appellant].
4.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van [appellant]. De reden hiervoor is dat hij geen eigenaar is van één van de nieuwe woningen ten behoeve waarvan de hogere geluidgrenswaarden zijn vastgesteld. Evenmin is volgens het college gebleken van interesse vanuit [appellant] voor het kopen van één van deze woningen.
4.2.    Ingevolge artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) vernietigt de bestuursrechter een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of een ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
4.3.    Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.
4.4.    Zoals overwogen in de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.90, bevat hoofdstuk V van de Wgh een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone rond een industrieterrein, ter zake van de geluidbelasting vanwege het industrieterrein voor woningen gelegen binnen die zone de waarde in acht moet worden genomen die als de ten hoogste toelaatbare kan worden aangemerkt. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen bij een goed woon- en leefklimaat. Indien een appellant in beroep opkomt tegen een besluit tot het vaststellen van hogere waarden industrielawaai, en deze appellant geen eigenaar is van een van de woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld en niet is gebleken van concrete interesse in de koop en/of bewoning van een van die voorziene woningen, wordt, onder deze omstandigheden, geoordeeld dat de regeling kennelijk niet strekt tot bescherming van zijn belangen.
4.5.    [appellant] is geen eigenaar van één van de woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld en niet is gebleken van concrete interesse in de koop en/of bewoning van één van de woningen die in het plan zijn voorzien. Daarom strekt de regeling kennelijk niet tot de bescherming van de belangen van [appellant]. Wat [appellant] aanvoert, kan daarom niet leiden tot vernietiging van het besluit hogere waarden. Daarom ziet de Afdeling af van een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond.
Conclusie
5.       Het beroep is ongegrond.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Besselink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Besselink
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Lap
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 maart 2025
288-1123