ECLI:NL:RVS:2025:1078
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake vrijheidsontnemende maatregel
Op 14 maart 2025 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 2 januari 2025 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 16 december 2024 aan de vreemdeling was opgelegd, onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond voor zover het de tenuitvoerlegging van de maatregel betrof, en stelde de minister verplicht om de vreemdeling schadeloos te stellen. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de detentie onder de gegeven omstandigheden onrechtmatig was. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep gegrond was en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad van State concludeerde dat er geen beroepsgronden waren die de rechtbank niet had besproken en dat er geen reden was om de grensdetentie onrechtmatig te achten. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.R. Kraak, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 maart 2025.