202300919/1/A2.
Datum uitspraak: 15 januari 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 5 januari 2023 in zaak nr. 22/2976 in het geding tussen:
[appellante]
en
de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (hierna: de RGS).
Procesverloop
Bij besluit van 1 december 2021 heeft de RGS de aanvraag van [appellante] om herregistratie als chirurg in het register van medisch specialisten, afgewezen.
Bij besluit van 13 mei 2022 heeft de RGS het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 januari 2023 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.
De RGS heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 oktober 2024, waar [appellante] en de RGS, vertegenwoordigd door R. van Hekezen en C. Brumsen, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. De toepasselijke regels staan in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
2. [appellante] was sinds 1 januari 2005 ingeschreven in het register van chirurgen. Na een eerdere aanvraag om herregistratie van [appellante] van 29 juli 2019 heeft de RGS haar geregistreerd tot en met 10 mei 2021, in plaats van de door [appellante] gewenste datum van 1 augustus 2024. Bij uitspraak van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2052, heeft de Afdeling de rechtsgevolgen van dat besluit in stand gelaten. 3. [appellante] heeft op 9 mei 2021 een aanvraag gedaan om herregistratie tot en met 10 mei 2026.
Besluitvorming
4. De RGS heeft het verzoek afgewezen omdat [appellante] niet voldoet aan de voorwaarden voor herregistratie als bedoeld in artikel D.8, eerste lid, van het Kaderbesluit CGS. De RGS heeft niet kunnen vaststellen dat [appellante] in de referteperiode van 10 mei 2016 tot en met 10 mei 2021 werkzaamheden als chirurg heeft verricht. Volgens de RGS zijn de werkzaamheden die [appellante] heeft verricht voor het Star of Life Team onderdeel van acute medische hulpverlening tijdens sportevenementen gedurende de Covid-19 pandemie en zijn dit geen werkzaamheden van een chirurg op het terrein van de heelkunde. Maar ook al zouden deze werkzaamheden als werkzaamheden van een chirurg worden beschouwd, dan nog voldoet [appellante] niet aan de eis, omdat zij deze werkzaamheden slechts in beperkte mate heeft kunnen verrichten vanwege het verbod op sportevenementen tijdens de Covid-19 pandemie. Daargelaten dat uit de verklaring van [appellante] niet blijkt hoeveel uur per week zij deze werkzaamheden heeft verricht, is het volgens de RGS zeer onwaarschijnlijk dat zij aan de minimale eis van 2.080 uur in vijf jaar voldoet. Verder heeft [appellante] niet deelgenomen aan een evaluatie van haar functioneren, noch aan een externe kwaliteitsevaluatie. Wel heeft [appellante] in voldoende mate deelgenomen aan geaccrediteerde deskundigheidsbevorderende activiteiten. Laatstelijk heeft de RGS het standpunt ingenomen dat het algemeen belang in dit geval zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van [appellante] bij herregistratie. Dat [appellante] niet zelf heeft gekozen om te stoppen met haar werkzaamheden als chirurg, zij mantelzorg moest verlenen aan haar ouders en zij door de Covid-19 pandemie niet haar werkzaamheden kon oppakken, leidt daarom evenmin tot herregistratie.
5. In het besluit van 13 mei 2022 heeft de RGS daar nog aan toegevoegd dat uit de toepasselijke regelgeving volgt dat het aan de arts is om bewijsstukken over te leggen van de verrichte werkzaamheden. Hieruit moet op objectieve wijze de aard, duur en omvang van de werkzaamheden blijken. Uit de door [appellante] overgelegde stukken is onvoldoende concreet op te maken in hoeverre zij gedurende de referteperiode naar aard, duur en omvang voldoende werkzaamheden als chirurg heeft verricht.
Uitspraak van de rechtbank
6. De rechtbank heeft onder meer de volgende overwegingen ten grondslag gelegd aan haar oordeel.
Zorgvuldigheid
7. Volgens de rechtbank heeft de procedure bij de Adviescommissie voor de behandeling van bezwaren (hierna: ACO) op zorgvuldige wijze plaatsgevonden. [appellante] heeft het specialist-lid heelkunde van de ACO gewraakt. Maar ook al is het verzoek afgewezen heeft er niettemin een vervangend specialist-lid klinische geriatrie deelgenomen aan de ACO. Deze bemensing van de ACO was overeenkomstig de Regeling specialismen en profielen geneeskunst (hierna: de Regeling). Het zorgvuldigheidsbeginsel is niet geschonden doordat [appellante] niet mede door een specialist-lid heelkunde is gehoord.
Voorwaarden
8. Volgens de rechtbank heeft de RGS terecht geconcludeerd dat [appellante] niet voldoet aan de uren-eis voor herregistratie als bedoeld in artikel D.8, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel D.9 van het Kaderbesluit CGS. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellante] in de van belang zijnde periode niet als chirurg heeft gewerkt. De RGS heeft toereikend gemotiveerd waarom de uren die zij gemaakt heeft bij het Star of Life Team niet kunnen worden aangemerkt als gelijkgestelde uren, aldus de rechtbank.
Vertrouwensbeginsel
9. Hoewel de rechtbank begrijpt dat [appellante] op het verkeerde been is gezet door informatie op de website van de RGS, die later foutief bleek te zijn, leidt dat niet tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel. De informatie op de website is algemene informatie en dus geen welbewuste standpuntbepaling die op het concrete geval van [appellante] ziet. Verder heeft de RGS er terecht op gewezen dat het op haar website gepubliceerde Besluit Covid-19 leidend is. [appellante] valt niet onder het werkingsbereik van het Besluit Covid-19. Het beroep van [appellante] op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
10. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet. [appellante] heeft, met de verwijzing naar de Vektis-pagina van een collega-arts, onvoldoende onderbouwd dat zij anders is behandeld dan de collega-arts. Dat er op de Vektis-pagina staat dat hij specialist "chirurgie (Heelkunde)" is, heeft niet de bewijswaarde die [appellante] daaraan toegekend wil zien. Vektis is namelijk een systeem waar de betreffende arts zijn eigen informatie moet updaten. Het heeft geen link met het BIG-register of het specialistenregister van de RGS. De RGS heeft verder toegelicht dat de collega-arts in het BIG-register staat zonder specialisme.
Schrijnend geval
11. De RGS is volgens de rechtbank niet gehouden om beleidsregels op te stellen over de invulling van het begrip ‘schrijnend geval’, als bedoeld in artikel D.8, tweede lid, van het Kaderbesluit CGS. De RGS heeft toegelicht dat alle door [appellante] genoemde omstandigheden bij de beoordeling zijn betrokken. Hoewel [appellante] persoonlijk het nodige te verduren heeft gehad, en er beperkingen waren wegens Covid-19, kan niet worden gesteld dat sprake is van dusdanig bijzondere omstandigheden dat de RGS had moeten afwijken van de uren-eis. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de beperkingen door Covid-19 slechts een deel van de van belang zijnde periode besloegen en dat met het Besluit Covid-19 deze negatieve gevolgen deels zijn afgedekt. Verder is de verleende mantelzorg door [appellante] aan haar ouders een persoonlijke keuze die de RGS terecht niet als bijzondere omstandigheid heeft aangemerkt. Bovendien besloeg dit ook maar gedeeltelijk de periode die van belang is. In de overige periode heeft [appellante] geen bijzondere omstandigheden gesteld waarom zij niet in staat was om aan de uren-eis te voldoen, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
12. De Afdeling onderschrijft het oordeel van de rechtbank. Voor herregistratie moet [appellante] op grond van artikel D.8, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel D.9 van het Kaderbesluit CGS voldoen aan de norm van 2.080 gewerkte uren als chirurg in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de RGS voldoende heeft gemotiveerd dat [appellante] niet aan de urennorm voldoet. De RGS heeft daartoe voldoende uiteengezet dat de door [appellante] gestelde werkzaamheden niet gelijk zijn te stellen met de relevante werkzaamheden van een chirurg. Daarbij heeft [appellante] bovendien niet concreet gemaakt hoeveel uren zij die werkzaamheden heeft verricht. Ook ter zitting van de Afdeling heeft [appellante] de aard en omvang van de door haar verrichte werkzaamheden onvoldoende concreet kunnen maken. Zij heeft daardoor naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat haar werkzaamheden gelijk te stellen zijn met relevante werkzaamheden van een chirurg.
Ten aanzien van het betoog van [appellante] dat de RGS op grond van artikel D.8, tweede lid, van het Kaderbesluit CGS had moeten afwijken van de gestelde eisen, heeft de RGS op de zitting toegelicht dat zij, gelet op de belangen van de volksgezondheid en patiëntveiligheid, daartoe alleen besluit als een aanvrager in de buurt komt van de urennorm en sprake is van bijzondere omstandigheden. Omdat [appellante] niet in de buurt komt van de gestelde urennorm, kunnen haar belangen alleen daarom al niet zwaarder wegen dan het belang van de patiëntveiligheid. De RGS heeft dus terecht geen aanleiding gezien om op grond van bijzondere omstandigheden af te wijken van de urennorm en haar te herregistreren als chirurg. Het door [appellante] gedane beroep op het vertrouwensbeginsel en de evenredigheid, alsook de door haar aangevoerde formele punten kunnen niet in de weg staan aan het besluit van de RGS, zoals de rechtbank terecht heeft geoordeeld.
Het betoog in hoger beroep slaagt dus niet.
Conclusie
13. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank zal worden bevestigd.
14. De RGS hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. C.H. Bangma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2025
705-1100
Bijlage - Toepasselijke regels
Regeling specialismen en profielen geneeskunst
[Geldend van 1-1-2022 t/m 31-12-2022]
Artikel 45
De adviescommissie en de geschillencommissie (verder te noemen: de commissie) bestaan elk uit de volgende leden:
a. een voorzitter en juristleden, meester in de rechten;
b. specialistleden en profielartsleden. Deze leden worden benoemd op voordracht van de (sectie van de) betreffende wetenschappelijke vereniging of beroepsvereniging die een recht van voordracht heeft van leden van de registratiecommissie;
c. artsen in opleiding tot specialist of profielarts. Deze leden worden benoemd op voordracht van LOSGIG, LOVAH, LVAG, VAAVG en VASON.
[…]
Artikel 48
1. Per advies of geschil wordt een commissie samengesteld van ten minste drie leden, waaronder in ieder geval de voorzitter of diens plaatsvervanger. Deze commissie adviseert of doet uitspraak.
2. In afwijking van het eerste lid adviseert of doet de voorzitter uitspraak in het geval een bezwaar of geschil kennelijk niet-ontvankelijk wordt geacht.
3. Het horen gebeurt door de voorzitter of diens plaatsvervanger en tenminste één lid.
4. Bij de samenstelling van de commissie kiest de voorzitter in overleg met de secretaris de overige leden. Daarbij wordt rekening gehouden met de aard van de zaak, het specialisme of profiel waar het bezwaar, besluit of geschil betrekking op heeft en de specifieke deskundigheid van het lid.
5. De leden van de commissie nemen geen deel aan de behandeling van een bezwaar, besluit of geschil indien hun onpartijdigheid in het geding is.
Kaderbesluit CGS
Artikel D.8
1. De RGS herregistreert een specialist in een register als bedoeld in artikel 32 van de Regeling, als de specialist in de vijf jaar direct voorafgaand aan de expiratie van de vigerende registratie heeft voldaan aan de volgende eisen:
a. het specialisme in voldoende mate en regelmatig heeft uitgeoefend;
b. in voldoende mate heeft deelgenomen aan geaccrediteerde deskundigheidsbevorderende activiteiten;
c. in voldoende mate aan regelmatige evaluatie van individueel functioneren heeft deelgenomen; en
d. aan externe kwaliteitsevaluatie heeft deelgenomen.
2. De RGS kan in bijzondere gevallen en met redenen omkleed afwijken van de in deze titel gestelde eisen.
3. In afwijking van het eerste lid herregistreert de RGS tevens de specialist die bij de aanvraag tot diens herregistratie aantoont door werkzaamheden in het buitenland gedurende de referteperiode niet in staat te zijn geweest te voldoen aan het eerste lid, onderdeel c. of d.
Artikel D.9
1. Een specialist heeft diens specialisme in voldoende mate en regelmatig uitgeoefend als bedoeld in artikel D.8, eerste lid, onder a, indien deze:
a. gemiddeld over vijf jaar ten minste 16 uur per week in het betreffende specialisme werkzaamheden heeft verricht, dan wel
b. over vijf jaar ten minste gemiddeld acht uur per week in het betreffende specialisme werkzaam is geweest en ten minste gemiddeld acht uur per week gelijkgestelde werkzaamheden, als bedoeld in artikel D.18, heeft verricht.
2. (Vervallen)
3. In aanvulling op het eerste lid, onder b, heeft een huisarts of een arts voor verstandelijk gehandicapten diens specialisme in voldoende mate uitgeoefend indien deze heeft deelgenomen aan avond-, nacht-, of weekenddiensten, conform het bepaalde in het specifieke besluit voor het betreffende specialisme.
Reglement van Orde RGS
Artikel 14
1. In individuele zaken over de opleiding, registratie, herregistratie, herintreding of erkenning kan uit de (plaatsvervangende) leden van de RGS een uitvoeringscommissie worden samengesteld die bestaat uit ten minste drie leden.
2. Voor de samenstelling van de uitvoeringscommissie als bedoeld in het eerste lid geldt:
a. de leden vertegenwoordigen ten minste drie verschillende specialismen en profielen;
b. ten minste één lid heeft zitting in de RGS voor het specialisme of profiel dat de aanvraag betreft;
c. een lid en het plaatsvervangend lid van de RGS voor hetzelfde specialisme of profiel kunnen niet gelijktijdig lid zijn van dezelfde uitvoeringscommissie.
[…]
6. De bevoegdheid van de uitvoeringscommissie tot het nemen van een besluit of een besluit op bezwaar, bedoeld in het eerste lid, laat onverlet dat de RGS zelf te allen tijde bevoegd is tot het nemen van een dergelijk besluit.