ECLI:NL:RVS:2024:972
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, maar heeft hij dit hoger beroep later ingetrokken. Tegelijkertijd heeft hij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan door deze procedure. De vreemdeling was vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend en de vreemdeling heeft zijn verzoek om proceskostenveroordeling onderbouwd met verwijzing naar artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat er aanleiding kan zijn voor een proceskostenveroordeling als de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep door zijn toedoen is vervallen. In dit geval heeft de staatssecretaris echter een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd, wat betekent dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De Afdeling heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris binnen de wettelijk gestelde termijn van vijftien maanden een besluit heeft genomen en dat er geen reden is om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. Het verzoek van de vreemdeling is dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.