ECLI:NL:RVS:2024:972

Raad van State

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
202303411/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, maar heeft hij dit hoger beroep later ingetrokken. Tegelijkertijd heeft hij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten die zijn ontstaan door deze procedure. De vreemdeling was vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam.

De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend en de vreemdeling heeft zijn verzoek om proceskostenveroordeling onderbouwd met verwijzing naar artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat er aanleiding kan zijn voor een proceskostenveroordeling als de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep door zijn toedoen is vervallen. In dit geval heeft de staatssecretaris echter een aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd, wat betekent dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris binnen de wettelijk gestelde termijn van vijftien maanden een besluit heeft genomen en dat er geen reden is om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. Het verzoek van de vreemdeling is dan ook afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier, en is openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.

Uitspraak

202303411/1/V1.
Datum uitspraak: 7 maart 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, advocaat te Amsterdam, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 12 mei 2023 in zaak nr. NL23.8140.
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een nader stuk ingediend.
De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
De staatssecretaris en de vreemdeling hebben nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de staatssecretaris krachtens artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten te veroordelen. Daarvoor kan aanleiding bestaan als de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen (uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855, onder 2.1).
2.       De staatssecretaris heeft bij besluit van 16 juni 2023 een aanvraag van de vreemdeling van 31 augustus 2022 om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de staatssecretaris met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De staatssecretaris heeft binnen een termijn van vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Mercelina
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2024
488-966