ECLI:NL:RVS:2024:867

Raad van State

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
202400747/3/V1 en 202400747/4/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende afgifte document rechtmatig verblijf

Op 29 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om afgifte van een document, dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont, had afgewezen. De aanvraag was gedaan op basis van artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris had eerder, op 12 juni 2023, de aanvraag afgewezen en op 16 oktober 2023 het bezwaar van de vreemdeling ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag had op 17 januari 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om het gevraagde document binnen twee weken af te geven. Hiertegen heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de uitspraak van 29 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de beoordeling van de grieven van de staatssecretaris nader onderzoek vereist, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202400747/3/V1 en 202400747/4/V1.
Datum uitspraak: 29 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
1.       de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid;
2.       [de vreemdeling],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 17 januari 2024 in zaak nr. 23/12266 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000, waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 16 oktober 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 januari 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om de vreemdeling binnen twee weken in het bezit te stellen van het gevraagde document.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 1 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:438, heeft de voorzieningenrechter, vooruitlopend op de behandeling van het verzoek, bij wijze van ordemaatregel bepaald dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank, voordat de Afdeling op het resterende deel van het verzoekschrift heeft beslist.
De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter ook verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       De beoordeling van de grieven vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Gelet hierop en op de belangen die de staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de Afdeling een voorlopige voorziening. Dat betekent dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Het verzoek van de vreemdeling om een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
3.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist;
II.       wijst het verzoek van de vreemdeling af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Soffers, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Soffers
voorzieningenrechter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 februari 2024
999