202306267/1/V3.
Datum uitspraak: 23 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 29 september 2023 in zaak nr. NL23.19697 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen, hem opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd.
Bij uitspraak van 29 september 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.R. Verdoner, advocaat te Leeuwarden, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. In zijn eerste en tweede grief komt de vreemdeling op tegen het oordeel van de rechtbank dat de staatssecretaris het rapport taalanalyse van 22 april 2022 aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Volgens de vreemdeling heeft de rechtbank niet onderkend dat hij de tolk niet goed kon verstaan tijdens het taalanalysegesprek, waardoor hij niet goed kon verklaren en in zijn belangen is geschaad. Hoewel de vreemdeling op zichzelf terecht betoogt dat het belangrijk is dat een geschikte tolk wordt ingezet tijdens het taalanalysegesprek om dit objectief te laten verlopen, is de rechtbank naar het oordeel van de Afdeling terecht ervan uitgegaan dat de tolk in deze zaak geschikt was. In het rapport taalanalyse staat dat er een tolk aanwezig was die, net als de vreemdeling, Turkmeens sprak. De vreemdeling heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht waaruit volgt dat dit niet klopt. De enkele stelling achteraf dat deze tolk "niet zijn Turkmeense taal sprak", is daarvoor onvoldoende. De vreemdeling legt ook niet uit welke invloed de gestelde onzorgvuldigheid heeft gehad op het rapport en in welk opzicht hij in zijn belangen is geschaad.
Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat de staatssecretaris de vreemdeling terecht niet heeft gevolgd in zijn gestelde herkomst uit Kirkuk in Irak. Uit de conclusies van het rapport taalanalyse blijkt dat de vreemdeling eenduidig niet is te herleiden tot de spraakgemeenschap van Kirkuk en omstreken, maar wel tot die van Erbil. Anders dan de vreemdeling betoogt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat hij deze conclusies met de contra-expertise van 29 december 2022 niet heeft weerlegd. Daarin staat namelijk dat het resultaat met een "high degree of certainty" is dat de vreemdeling uit Erbil komt en dat het "unlikely" is dat hij uit Kirkuk komt. Dit is weliswaar een andere woordkeuze dan "eenduidig niet te herleiden tot", maar de strekking van beide conclusies is wel hetzelfde. Ook in zoverre is er dus geen grond voor de conclusie dat de staatssecretaris het rapport taalanalyse niet aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen. Wat de vreemdeling daarover verder heeft aangevoerd leidt ook niet tot een ander oordeel, omdat hij daarmee ook de conclusies in het rapport taalanalyse niet heeft weerlegd.
De grieven falen.
2. Wat de vreemdeling in zijn derde tot en met zesde grief aanvoert, leidt ook niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L Dallinga, griffier.
w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2024
18-1017