ECLI:NL:RVS:2024:73
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming
Op 11 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een besluit ontvangen van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat haar recht op bescherming op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming zou eindigen op 4 september 2023. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG en het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022.
De vreemdeling had tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die haar beroep ongegrond had verklaard, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd verwezen naar een eerdere uitspraak van 1 september 2023, waarin was bepaald dat een andere derdelander die uit Oekraïne naar Nederland was gevlucht, bij wijze van voorlopige voorziening behandeld zou worden alsof het recht op tijdelijke bescherming op hem van toepassing bleef. De staatssecretaris had vervolgens aangegeven dat ook andere derdelanders in een vergelijkbare situatie in Nederland mochten blijven totdat er een eindoordeel was over het beëindigen van het recht op tijdelijke bescherming.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de vreemdeling tot de groep derdelanders behoort die onder de mededeling van de staatssecretaris valt. Gelet op deze omstandigheden werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 januari 2024.