ECLI:NL:RVS:2024:699

Raad van State

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
202307194/4/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van staatsraad in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 16 februari 2024 opnieuw verzocht om wraking van staatsraad mr. H.J.M. Besselink, die als voorzieningenrechter optreedt in de bestuursrechtelijke procedure met zaaknummer 202307194/2/R1. Dit verzoek volgt op een eerdere afwijzing van een wrakingsverzoek op 26 januari 2024, waarin de Afdeling oordeelde dat de planning van een zitting een procesbeslissing is en dat het wrakingsinstrument niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen dergelijke beslissingen. Verzoeker stelt dat de staatsraad geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke (medische) omstandigheden, waardoor hij zich mondeling onvoldoende kan verweren en verzoekt om een volledige schriftelijke behandeling van zijn zaak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat verzoeker in zijn huidige wrakingsverzoek geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die na het eerdere verzoek aan hem bekend zijn geworden. Daarom wordt het verzoek op grond van artikel 8:16, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 3, vierde lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 zonder zitting buiten behandeling gelaten. Tevens is aan verzoeker meegedeeld dat hij zich ter zitting kan laten vertegenwoordigen door een derde, wat niet per se een advocaat hoeft te zijn.

De beslissing is genomen door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 februari 2024, waarbij de voorzitter mr. P.H.A. Knol en de leden mr. C.M. Wissels en mr. J.M. Willems betrokken waren, in tegenwoordigheid van griffier mr. N. Tibold. De uitspraak is openbaar gedaan op dezelfde datum.

Uitspraak

202307194/4/R1.
Datum beslissing: 19 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).
Procesverloop
Bij brief, ingekomen op 16 februari 2024, heeft [verzoeker] opnieuw verzocht om wraking van staatsraad mr. H.J.M. Besselink (hierna: de staatsraad) als voorzieningenrechter van de Afdeling belast met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak nr. 202307194/2/R1.
Overwegingen
1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       Ingevolge artikel 8:16, vierde lid, van de Awb wordt een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.       Ingevolge artikel 3, vierde lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (hierna: de Wrakingsregeling) kan de wrakingskamer zonder daartoe een zitting te houden, beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het een volgend verzoek ten aanzien van hetzelfde lid of dezelfde leden betreft en geen feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
4.       Bij beslissing van 26 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:297, heeft de Afdeling het door [verzoeker] bij brief, ingekomen op 10 januari 2024, ingediende verzoek om wraking van de staatsraad in deze zaak afgewezen. Onder 4.1 van die beslissing staat dat de planning van een zitting een procesbeslissing is en het instrument van wraking niet is bedoeld om als rechtsmiddel daartegen aan te wenden. Het nu aan de orde zijnde verzoek om wraking berust in essentie op dezelfde gronden als het eerdere. Opnieuw heeft [verzoeker] aan zijn verzoek om wraking ten grondslag gelegd dat de staatsraad bij de behandeling van deze zaak, door hem voor een zitting uit te nodigen, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met zijn aangevoerde persoonlijke (medische) omstandigheden, waardoor hij zich mondeling onvoldoende kan verweren op een zitting en dat daarom zijn zaak volledig schriftelijk moet worden behandeld.
5.       De Afdeling oordeelt dat [verzoeker] in zijn nu aan de orde zijnde verzoek om wraking geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan hem bekend zijn geworden. Daarom laat de Afdeling op grond van artikel 8:16, vierde lid, van de Awb en artikel 3, vierde lid, aanhef en onder e, van de Wrakingsregeling dit verzoek zonder een zitting te houden, buiten behandeling. Overigens is in de aanloop naar de zitting aan [verzoeker] meegedeeld dat hij zich ter zitting of via een videoverbinding door een derde kan laten vertegenwoordigen als hij zelf daar niet toe in staat is. Daarbij is vermeld dat dit geen advocaat hoeft te zijn, maar ook een familielid of een bekende kan zijn.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
laat het verzoek buiten behandeling.
Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Knol
voorzitter
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 februari 2024
853