ECLI:NL:RVS:2022:3002

Raad van State

Datum uitspraak
19 oktober 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2022
Zaaknummer
202107016/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot verwijdering van politiegegevens op grond van de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2021, waarin zijn verzoek om verwijdering van politiegegevens werd afgewezen. De korpschef van politie had op 4 maart 2019 en 15 mei 2019 drie verzoeken van [appellant] om verwijdering van politiegegevens, zoals vastgelegd in mutatierapporten, afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de mutaties feitelijk niet onjuist waren en dat de klachten van [appellant] over discriminatie en onrechtvaardigheid geen grond vormden voor verwijdering van de gegevens. In hoger beroep herhaalt [appellant] zijn standpunt dat de mutatierapporten onterecht zijn en dat deze zijn ontstaan door etnisch profileren door een agent. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 3 oktober 2022 ter zitting behandeld. De Afdeling concludeert dat het hoger beroep ongegrond is, omdat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat artikel 28 van de Wet politiegegevens geen basis biedt voor het verwijderen van de mutaties. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst erop dat klachten over de bejegening door de politie via de klachtprocedure moeten worden behandeld. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is op 19 oktober 2022 uitgesproken.

Uitspraak

202107016/1/A3.
Datum uitspraak: 19 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 oktober 2021 in zaak nr. 19/5421 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 maart 2019 en 15 mei 2019 heeft de korpschef drie verzoeken van [appellant] om verwijdering van politiegegevens als bedoeld in artikel 28 van de Wet politiegegevens (hierna: Wpg) afgewezen.
Bij uitspraak van 12 oktober 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 3 oktober 2022.
Overwegingen
1.       [appellant] heeft bij de korpschef een aantal verzoeken ingediend om verwijdering van politiegegevens uit mutatierapporten. Om te beginnen heeft hij op 3 maart 2019 verzocht om verwijdering van mutatierapporten met de kenmerken PL 1300-2015128884 en PL 1300-2015177670. In het eerste mutatierapport is vastgelegd dat de persoonsgegevens van [appellant] zijn verstrekt aan de Albert Heijn. Het tweede mutatierapport bevat verklaringen van derden en eigen waarnemingen van de verbalisant. Bij brief van 17 maart 2019 heeft [appellant] verzocht om verwijdering van mutatierapport met kenmerk PL 1300-2015080495 dat is opgesteld naar aanleiding van een aanhouding in verband met overtreding van artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000. Ten slotte heeft [appellant] bij brief van 21 januari 2019 verzocht om verwijdering van mutatierapport PL 1300-2017253048 dat betrekking heeft op een waarneming op 29 november 2017.
2.       Bij besluiten van 4 maart 2019 en 15 mei 2019 heeft de korpschef zijn verzoeken afgewezen. De rapporten bevatten volgens de korpschef geen feitelijke onjuistheden. Verder bevatten de rapporten verklaringen van derden, eigen waarnemingen van de verbalisanten en de verrichte ambtshandelingen. Volgens de korpschef is het correctierecht als bedoeld in artikel 28 van Wpg niet bedoeld om indrukken waarmee iemand zich niet kan verenigen te verwijderen. Dat [appellant] het niet eens is met de aanhouding op grond van artikel 72 van de Wet personenvervoer 2000 is volgens de korpschef geen reden om de gegevens te verwijderen. Daarbij wijst de korpschef erop dat de gegevens noodzakelijk zijn voor het kunnen uitvoeren van de dagelijkse politietaak.
3.       [appellant] heeft vervolgens, na een bemiddelingstraject bij de Autoriteit Persoonsgegevens, op grond van artikel 7:1, eerste, onder g, van de Algemene wet bestuursrecht rechtstreeks beroep ingesteld bij de rechtbank.
4.       De rechtbank heeft het door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Uit wat [appellant] in de dossierstukken heeft opgeschreven en wat hij ter zitting heeft verklaard, blijkt volgens de rechtbank niet dat de mutaties op hun inhoud feitelijk onjuist zijn. Dat [appellant] de gebeurtenissen als onrechtvaardig en discriminatoir heeft ervaren, is volgens de rechtbank zeer vervelend en invoelbaar, maar is volgens de geldende wettelijke bepalingen geen grond om de mutaties volledig te verwijderen.
5.       In hoger beroep herhaalt [appellant] zijn standpunt in beroep dat de genoemde mutatierapporten verwijderd moeten worden. Hij betoogt dat het gaat om onjuiste informatie die ontstaan is door slechte intenties en etnisch profileren door één agent. [appellant] stelt dat hij hierdoor ernstig is benadeeld. Bovendien hebben de agenten die de mutatierapporten hebben opgesteld volgens [appellant] de juistheid van de daarin opgenomen gegevens niet met bewijs onderbouwd.
5.1.    De Afdeling vat het hoger beroep op als alleen gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 12 oktober 2021 in zaaknummer 19/5421, omdat de gronden in het hogerberoepschrift alleen gaan over het oordeel van de rechtbank over de besluiten van de korpschef van 4 maart 2019 en 15 mei 2019. Het hoger beroep is daarmee niet gericht tegen de uitspraak van de rechtbank van 12 oktober 2021 in zaaknummer 20/745 waarin het beroep tegen het besluit van 27 januari 2020 van de Autoriteit Persoonsgegevens is beoordeeld.
5.2.    Artikel 28, eerste lid, van de Wpg luidt: ‘Een ieder over wiens persoon politiegegevens worden verwerkt kan de verantwoordelijke schriftelijk verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen of af te schermen indien deze feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn, dan wel in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.’
5.3.    Uit wat [appellant] naar voren heeft gebracht, begrijpt de Afdeling dat zijn klacht met name is dat hij zich gediscrimineerd voelt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 7 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3122), is het in artikel 28, eerste lid, van de Wpg neergelegde correctierecht niet bedoeld om indrukken, meningen en conclusies, waarmee de betrokkene zich niet kan verenigen, te corrigeren of te verwijderen. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat artikel 28 van de Wpg geen grond biedt om de mutaties volledig te verwijderen vanwege de door [appellant] naar voren gebrachte klacht. Uit de stukken blijkt duidelijk dat [appellant] de bejegening van met name één agent als onrechtvaardig en discriminerend heeft ervaren. Maar voor het aan de orde stellen van dergelijke klachten is de klachtprocedure bedoeld.
5.4.    De gronden die [appellant] in hoger beroep verder heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 6.2 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Donner-Haan, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Donner-Haan
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2022
674