202201498/1/V2.
Datum uitspraak: 14 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 maart 2022 in zaak nr. NL22.1808 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 4 maart 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.M.M. Heilbron, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1. De vreemdeling komt uit India. De staatssecretaris heeft India aangewezen als veilig land van herkomst, met uitzondering van Jammu en Kashmir en met uitzondering van religieuze minderheden, zoals moslims en christenen, Dalit-vrouwen en journalisten. Ook heeft de staatssecretaris verhoogde aandacht gevraagd voor personen die zich kritisch toonden over de overheid en overheidsbeleid en als gevolg daarvan problemen hebben ondervonden, waaronder bijvoorbeeld mensenrechtenactivisten, academici en demonstranten. Zie de brief van de staatssecretaris aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 14 december 2021, kenmerk 3589959.
2. In de tweede grief klaagt de vreemdeling over het oordeel van de rechtbank dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat India in zijn geval niet als veilig land van herkomst heeft te gelden. De vreemdeling is een Sikh en de staatssecretaris heeft het geloofwaardig geacht dat hij als boer heeft deelgenomen aan de boerenprotesten in India en hierdoor problemen heeft ondervonden met leden van de Bharatiya Janata Party, een van de grootste politieke partijen van India. Hierom klaagt de vreemdeling terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij niet onder een van de uitzonderingscategorieën valt. Daarbij acht de Afdeling van belang dat de staatssecretaris heeft erkend dat de vreemdeling kan worden aangemerkt als persoon voor wie verhoogde aandacht zou kunnen gelden, doordat hij heeft gedemonstreerd en daardoor problemen heeft ondervonden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 5 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:985, is het echter onvoldoende duidelijk welke betekenis toekomt aan het begrip ‘verhoogde aandacht’ en welke gevolgen het begrip heeft voor de beoordeling van de asielaanvraag van vreemdelingen die behoren tot een groep waarvoor die verhoogde aandacht wordt gevraagd. In de brief aan de Tweede Kamer van 25 mei 2022 heeft de staatssecretaris vervolgens laten weten dat hij aanleiding ziet om het begrip niet langer te hanteren en groepen waarvoor hij verhoogde aandacht vroeg nu aan te merken als uitzonderingsgroep (Kamerstukken II 2021/22, 19 637, nr. 2894). 2.1. De grief slaagt.
3. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 3 februari 2022 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet een nieuw besluit op de aanvraag nemen waarbij hij rekening moet houden met de feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn. Daaronder valt in elk geval een eventuele nieuwe herbeoordeling van India als veilig land van herkomst, die de staatssecretaris eerst moet uitvoeren als hij India als veilig land van herkomst wil blijven aanmerken. Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:738, onder 10.2. Het is daarom niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 maart 2022 in zaak nr. NL22.1808;
III. verklaart het beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van 3 februari 2022, V-[…]
V. veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzitter, en mr. B. Meijer en mr. J.M. Willems, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 februari 2024
897