ECLI:NL:RVS:2024:589
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
Op 13 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het besluit, genomen op 22 augustus 2023, bepaalde dat het recht op bescherming van de vreemdeling op 4 september 2023 zou eindigen, gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, ook wel de Richtlijn Tijdelijke Bescherming genoemd. De rechtbank Den Haag had eerder, op 17 november 2023, het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, maar de vreemdeling ging in hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. E. Ceylan.
De Raad van State oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Raad van State van 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De Afdeling oordeelde dat de eerste grief van de vreemdeling slaagde en verklaarde het hoger beroep gegrond.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het besluit van de staatssecretaris werd ongeldig verklaard. De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. N. Tibold.