ECLI:NL:RVS:2024:561
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 december 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had op 6 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C.J. Letmaath, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 februari 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de Raad van State werd gesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moesten worden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak van de rechtbank blijft daarmee in stand, en de vreemdeling krijgt geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.