ECLI:NL:RVS:2024:557

Raad van State

Datum uitspraak
12 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
202302672/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling, afkomstig uit Pakistan, die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 15 maart 2023 afgewezen. De rechtbank Den Haag heeft op 21 april 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling heeft in het hoger beroep nieuwe verklaringen en documenten ingediend om haar asielrelaas, dat in de vorige procedure als ongeloofwaardig werd beschouwd, aannemelijk te maken. De staatssecretaris heeft de huidige aanvraag echter als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat de vreemdeling haar asielrelaas niet voldoende heeft kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft dit standpunt van de staatssecretaris gevolgd zonder de beroepsgronden van de vreemdeling gemotiveerd te bespreken, wat in strijd is met artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. De zaak is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202302672/1/V2.
Datum uitspraak: 12 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kind,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 april 2023 in zaak nr. NL23.8460 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 21 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Thissen, advocaat te Alphen aan den Rijn, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De vreemdeling komt uit Pakistan en heeft aan haar opvolgende aanvraag nieuwe verklaringen en documenten ten grondslag gelegd om haar in de vorige procedure ongeloofwaardig geachte asielrelaas, namelijk de gestelde problemen die zij heeft ondervonden door haar ex-vriend, aannemelijk te maken. De staatssecretaris heeft de huidige aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vreemdeling haar asielrelaas niet alsnog aannemelijk heeft weten te maken. De rechtbank is hem hierin gevolgd.
2.       De vreemdeling klaagt in de grieven terecht dat de rechtbank het standpunt van de staatssecretaris over de geloofwaardigheid heeft gevolgd zonder de daartegen door de vreemdeling aangevoerde beroepsgronden gemotiveerd te bespreken. De rechtbank heeft daarmee in afwijking van het bepaalde in artikel 8:69, eerste lid, van de Awb geen uitspraak gedaan op de grondslag van het beroepschrift.
3.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 21 april 2023 in zaak nr. NL23.8460;
III.       wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2024
802-1063