2.1.Eiseres heeft op 29 maart 2022 een opvolgende asielaanvraag ingediend waarbij zij zeventien documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van haar relaas uit de vorige procedure. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 15 maart 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit betreft het bestreden besluit. Het beroep dat eiseres tegen dit besluit heeft ingesteld, is door deze rechtbank ongegrond verklaard.Eiseres heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De hoogste bestuursrechter heeft in hoger beroep geoordeeld dat de uitspraak van de rechtbank niet in stand kan blijven, omdat de uitspraak onvoldoende ingaat op hetgeen door eiseres was aangevoerd in de beroepsgronden.De rechtbank zal het beroep dat is ingesteld tegen het bestreden besluit daarom opnieuw beoordelen.
Waarom is eiseres het niet eens met het bestreden besluit?
3. Volgens eiseres blijkt uit het bestreden besluit niet dat verweerder de correcties en aanvullingen heeft betrokken bij de besluitvorming. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte gesteld dat de problemen met haar ex-partner in de vorige procedure ongeloofwaardig zijn bevonden, omdat er nu originele documenten zijn overgelegd. Dat er nu een verzwaarde bewijslast geldt voor eiseres om deze problemen alsnog aannemelijk te maken is in strijd met het arrest L.H. tegen Nederland.Omtrent het onderzoeksrapport van de politie voert eiseres aan dat dit niet tegenstrijdig is met haar verklaringen in het nader gehoor. Het nader gehoor is namelijk afgenomen op 9 september 2020. Het rapport van de politie dateert van 28 juli 2021 naar aanleiding van een mishandeling die in juli 2021 heeft plaatsgevonden. Dat is ruimschoots na het nader gehoor. De waardering van de fatwa door verweerder berust op een evident foutieve beoordeling van de beschikbare landeninformatie. In de overgelegde fatwa staat dat eiseres, omdat zij bekeerd was tot de islam en daarna daarvan afstand nam, een afvallige is en dat daar alleen de doodstraf op staat. Eiseres voert aan dat dit in overeenstemming is met hetgeen bekend is uit openbare bronnen en verwijst daarvoor naar het Thematisch Ambtsbericht over de positie van ahmadi’s en christenen in Pakistan.Ten aanzien van het krantenartikel in de [naam krant] , dat zij heeft overgelegd, stelt eiseres dat uit het onderzoek van het Bureau Documenten geen enkel aanknopingspunt is gekomen om te oordelen dat de krant niet authentiek zou zijn. Verweerder stelt ook ten onrechte dat de krant online niet vindbaar is. Eiseres verwijst ter onderbouwing naar meerdere online vindplaatsen. De bron van TOELTwaaruit blijkt dat in Pakistan tegen betaling artikelen geplaatst kunnen worden in kranten had verweerder moeten benoemen in het voornemen of de beschikking. Dat in Pakistan ruimte kan worden gekocht om een ingezonden brief of advertentie te plaatsen, maakt het nog niet aannemelijk dat mensen een krant betalen om blasfemiebeschuldigingen te publiceren waarin zij zelf worden beschuldigd. De politie verzamelt actief kranten om aan bewijs te komen voor dergelijke zaken. Ten aanzien van de huwelijksakte stelt eiseres dat hieruit blijkt dat zij gehuwd is met een moslim. In het thematisch ambtsbericht van december 2020 staat dat wanneer een moslim trouwt met een vrouw die geen moslim is, de vrouw zich in de praktijk tot de islam zal bekeren.Eiseres zal, nu ze weer een christen is, worden gezien als een afvallige. Volgens eiseres zijn de door haar overgelegde fatwa, het krantenartikel en de verklaring van haar echtgenoot naar inhoud consistent, waardoor deze bij de beoordeling van haar relaas een zwaarder gewicht moeten krijgen. Eiseres geeft ten slotte aan dat het vast staat dat zij een christen is en zij dus tot een risicogroep behoort. Dat betekent dat bij geringe indicaties de aanvraag van eiseres moet worden ingewilligd. Een krantenartikel waarin staat dat eiseres wordt beschuldigd van afvalligheid is gezien de aard van de problematiek in Pakistan ruimschoots voldoende voor het aannemen van zulke geringe indicaties.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Correcties en aanvullingen
4. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres de beroepsgrond over de correcties en aanvullingen laten vallen. Deze beroepsgrond behoeft daarom geen beoordeling meer door de rechtbank.
Verzwaarde bewijslast
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen stellen dat sprake is van een bezwaarde bewijslast. Dit is niet in strijd met het arrest L.H. Deze verzwaarde bewijslast betekent namelijk enkel dat de voorgaande en opvolgende aanvraag niet los van elkaar kunnen worden beoordeeld, omdat de in rechte vaststaande beoordeling uit de eerdere procedure doorwerkt in de latere procedure.Met andere woorden: eiseres kan niet volstaan met een verwijzing naar hetgeen zij in de vorige procedure heeft aangevoerd, maar zij moet nieuwe elementen of bevindingen overleggen. In het arrest L.H. wordt ook bevestigd dat gelet op artikel 40, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, van een vreemdeling verwacht mag worden dat hij nieuwe relevante elementen of bevindingen aanvoert bij een opvolgende aanvraag.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat eiseres met de overgelegde fatwa haar relaas niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat de fatwa niet op echtheid onderzocht kan worden. Eiseres wordt daarnaast niet gevolgd in haar standpunt dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat de fatwa niet kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van haar relaas omdat fatwa’s niet tegen individuele personen worden uitgesproken. Weliswaar blijkt uit het Algemeen Ambtsbericht waar partijen naar hebben verwezen dat een persoonlijke vervolging of ter doodstelling ook kan worden aangemerkt als fatwa maar niet dat een schriftelijk document hiervoor de grondslag vormt.Uit het Algemeen Ambtsbericht volgt in tegendeel dat een fatwa in de schriftelijke vorm een theologisch advies betreft dat niet gericht is tegen een persoon.Daarnaast heeft verweerder er ook op kunnen wijzen dat op de website van de Koranschool die de fatwa tegen eiseres zou hebben uitgevaardigd, ook enkel fatwa’s zijn gepubliceerd over religieuze vraagstukken en niet over personen.
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het overgelegde krantenartikel van de [naam krant] niet kan leiden tot het alsnog geloofwaardig achten van de problemen van eiseres met [naam 2] . Bureau Documenten heeft geen uitspraak kunnen doen over de echtheid van het krantenartikel. Hoewel dit niet direct betekent dat het krantenartikel niet authentiek is, betekent dit ook dat niet bij voorbaat kan worden vastgesteld dat het krantenartikel wel authentiek is. Verweerder heeft twijfels kunnen hebben over de echtheid van het krantenartikel. Verweerder heeft namelijk, gelet op wat is overwogen in overweging 6, geen waarde hoeven hechten aan de fatwa waar dit krantenartikel op gebaseerd is. Ook heeft verweerder kunnen overwegen dat er geen sprake is van een breed uitgemeten krant die makkelijk te vinden is online. Wanneer op Google gezocht wordt op ‘ [naam krant] ’ of ‘ [naam krant] ’ is het eerste resultaat een Facebookpagina van de krant. Op deze Facebookpagina staan echter enkel een aantal foto’s van het logo van de krant en een aantal foto’s van voorpagina’s. Verder staat er op deze Facebookpagina geen nadere informatie over deze krant. Daarnaast valt op dat op de profielfoto van de Facebookpagina een kruis te zien is en op een andere afbeelding een bijbel. De overige zoekresultaten zien met name op sieraden.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft kunnen concluderen dat ook de overgelegde huwelijksakte niet tot een ander oordeel kan leiden over de geloofwaardigheid van de gestelde problemen van eiseres met [naam 2] . Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat uit dit document niet blijkt dat eiseres naar Pakistaanse normen bekeerd is tot de islam en nu gezien wordt als afvallige omdat zij vervolgens weer als christen is gaan leven. Bureau Documenten heeft geen uitspraak kunnen doen over de echtheid van de huwelijksakte. Verweerder heeft dit document kunnen beoordelen tegen de achtergrond van de vorige procedure, waarin onder andere vast is komen te staan dat niet geloofwaardig is dat het gestelde huwelijk van eiseres met [naam 2] als een rechtsgeldig huwelijk wordt beschouwd in Pakistan, omdat verweerder het ongeloofwaardig heeft kunnen vinden dat een huwelijk kan worden afgesloten door het ondertekenen van een verklaring door een man en een vrouw waarbij de vrouw al gehuwd is en dit ook in haar documenten staat.Ook heeft verweerder er ter zitting op kunnen wijzen dat op het paspoort van eiseres dat is afgegeven op 2 juli 2015, na het gestelde huwelijk met [naam 2] , staat dat zij christen is. Ook daaruit blijkt niet dat de autoriteiten uitgaan van het huwelijk van eiseres met [naam 2] en zij daarom nu als afvallige wordt gezien. De stelling van eiseres dat uit het Thematisch Ambtsbericht van december 2020 blijkt dat een vrouw die geen moslim is zich in de praktijk zal bekeren tot de islam wanneer zij trouwt met een moslim, leidt niet tot een ander oordeel. Dit zou namelijk enkel relevant zijn wanneer geloofwaardig zou worden gevonden dat het gestelde huwelijk van eiseres met [naam 2] als een rechtsgeldig huwelijk wordt gezien door de Pakistaanse autoriteiten.
Onderzoeksrapport politie
9. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder ten onrechte een tegenstrijdigheid heeft tegengeworpen over het onderzoeksrapport van de politie, slaagt. Verweerder heeft ter zitting erkend dat geen sprake is van een tegenstrijdigheid. Eiseres heeft in het nader gehoor verklaard dat zij en haar schoonouders niet naar de politie zijn gegaan, maar het onderzoeksrapport van de politie dateert van na het nader gehoor. Er is daarom sprake van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit. De rechtbank ziet echter aanleiding om dit gebrek te passeren omdat eiseres hierdoor niet in haar belangen is geschaad.Verweerder heeft over het onderzoeksrapport namelijk ook tegengeworpen dat dit document niet de gestelde problemen van eiseres met [naam 2] onderbouwt. Verweerder heeft dit kunnen tegenwerpen nu uit het onderzoeksrapport enkel blijkt dat de moeder van de echtgenoot van eiseres aangifte heeft gedaan van de ontvoering van de echtgenoot in juli 2021. Hieruit blijkt niet dat deze ontvoering gelinkt zou zijn aan de gestelde problemen van eiseres met [naam 2] .
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de overgelegde getuigenverklaringen niet kunnen leiden tot het alsnog geloofwaardig achten van de gestelde problemen van eiseres met [naam 2] . Uit het onderzoek van Bureau Documenten blijkt dat hoewel de verklaringen precies dezelfde opmaak hebben een aantal druktechnische echtheidskenmerken tussen de verklaringen van elkaar verschillen. Verweerder heeft kunnen concluderen dat dit afbreuk doet aan de authenticiteit van de documenten. Daarnaast heeft verweerder er ter zitting op kunnen wijzen dat eiseres verklaard heeft dat de getuigenverklaring van haar echtgenoot inhoudelijk onjuist zou zijn, en dat dit de vraag opwerpt waarom de andere getuigenverklaringen wel inhoudelijk juist zouden zijn. Verweerder heeft daarom geen doorslaggevende waarde hoeven hechten aan de getuigenverklaringen, ook gelet op hetgeen is overwogen over de andere overgelegde documenten.
Inhoudelijke consistentie documenten
11. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat meer gewicht toegekend moet worden aan de getuigenverklaring van de echtgenoot van eiseres, de fatwa en het krantenartikel omdat deze stukken inhoudelijk consistent zijn. Verweerder heeft immers voldoende gemotiveerd dat deze stukken het relaas van eiseres niet alsnog aannemelijk kunnen maken omdat er twijfels bestaan over de echtheid van deze stukken. Niet valt in te zien dat deze stukken gezamenlijk wel tot een ander oordeel zouden moeten leiden enkel door hun inhoudelijke consistentie.
Risicogroep
12. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet ten onrechte geen verblijfsvergunning aan eiseres heeft verleend omdat zij als christen uit Pakistan tot een risicogroep behoort. Hoewel de stelling van eiseres dat haar aanvraag zou moeten worden ingewilligd bij het bestaan van geringe indicaties op zich juist is, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat deze geringe indicaties niet aanwezig zijn omdat de gestelde problemen van eiseres ongeloofwaardig zijn bevonden. De verwijzing van eiseres in dit kader naar het krantenartikel slaagt niet, nu reeds is overwogen dat verweerder twijfels heeft kunnen hebben bij de echtheid van dit krantenartikel.