ECLI:NL:RVS:2024:544
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat het recht op bescherming op 4 september 2023 zou eindigen. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, die tijdelijke bescherming biedt aan bepaalde groepen vreemdelingen. De vreemdeling had eerder een beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die dit beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.A. Broersma, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 12 februari 2024 geoordeeld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hebben ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. De rechtbank had de eerdere uitspraak van de staatssecretaris vernietigd, omdat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024, en het aan de staatssecretaris is om dit aan de vreemdeling mee te delen.
De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 24 augustus 2023 vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 12 februari 2024.