202304295/1/R1.
Datum uitspraak: 24 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend in Schagen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Schagen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 9 mei 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Jozef Israëlsstraat 4-6" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 1 oktober 2024, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.C. Dekker, [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. G. Lukken en P.E. Staal, zijn verschenen. Verder is op de zitting Brolan B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Buiten bezwaren van partijen is op de zitting een nader stuk ingebracht.
Overwegingen
Het bestemmingsplan
1. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van in totaal 50 appartementen aan de Jozef Israëlsstraat en de Beethovenlaan nabij het winkelcentrum van Schagen. De appartementen zijn verdeeld over twee complexen, met ieder drie bouwlagen op een halfverdiepte parkeergarage. Verder maakt het bestemmingsplan een gymzaal mogelijk.
1.1. [appellant] en anderen zijn het als directomwonenden niet eens met deze ontwikkeling. Zij vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat.
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
2.1. Het ontwerpplan is op 12 september 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Hoe beoordeelt de Afdeling een beroep tegen een bestemmingsplan?
3. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
4. De relevante planregels staan in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Intrekking beroepsgrond
5. Op de zitting hebben [appellant] en anderen hun beroepsgrond die gaat over de verrichte stikstofberekeningen ingetrokken.
Bouwmassa en -hoogte van de woningbouw
6. [appellant] en anderen zijn het niet eens met de voorziene bouwhoogte en bouwmassa van het appartementencomplex. Zij vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat vanwege schaduwhinder en verminderde privacy. De bouwhoogte sluit volgens hen ook niet aan bij de omliggende woningen aan de Jozef Israëlsstraat en de woningen aan de A. Mauvestraat. Dat de hoogte volgens de raad past bij de bebouwing aan de andere kant van het plangebied, is volgens [appellant] en anderen een doelredenering.
6.1. Aan de gronden waarop het appartementencomplex mogelijk wordt gemaakt, is de bestemming "Wonen" toegekend met de aanduiding "parkeergarage". Verder zijn twee bouwvlakken binnen de woonbestemming voorzien. Aan het oostelijke bouwvlak zijn ook de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden: 19" en "maximum bouwhoogte (m):11" toegekend. Aan het westelijke bouwvlak zijn ook de aanduiding "maximaal aantal wooneenheden: 31" en "maximum bouwhoogte (m):11" toegekend. Aan de gronden met de bestemming "Wonen", gelegen tussen de bouwvlakken, is alleen de aanduiding "parkeergarage" toegekend.
6.2. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen reden om te oordelen dat de raad een bouwhoogte van 11 meter niet mogelijk had mogen maken, ook niet nu er een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid is waarmee deze bouwhoogte met 10% kan worden verhoogd. Bij dit oordeel betrekt de Afdeling de toelichting van de raad dat de voorziene bouwhoogte weinig verschilt met de maximaal voorziene bouwhoogte van omliggende woningen. Die bouwhoogte varieert van 9 tot 10 meter. De raad onderkent daarbij dat het voorziene complex massaler oogt dan de omliggende aaneen gebouwde huizen. Maar de Afdeling begrijpt de raad zo dat hij dit aanvaardbaar acht vanwege het algemene belang dat gediend is bij meer woningbouw in de gemeente en de ligging van het plangebied nabij het winkelcentrum van Schagen waar de dichtheid, schaal en maat van de bebouwing toeneemt. Daarnaast wijst de raad op de beoogde doorkijk, die met artikel 5.2.1, onder d, van de planregels tussen de twee woningbouwblokken is gewaarborgd door het ontbreken van de aanduiding "maximum bouwhoogte (m)". De Afdeling ziet hiervan een bevestiging in artikel 5.2.1, onder d, artikel 5.2.2., onder b, en artikel 2.1, van de planregels in samenhang bezien met artikel 1.28 van de planregels op grond waarvan de parkeergarage onder het maaiveld moet worden gebouwd en parkeerplaatsen uitsluitend onder het maaiveld moeten worden gebouwd.
Ook is volgens de raad geen sprake van een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden door verminderde bezonning. Zo volgt uit paragraaf 2.2 van de plantoelichting, samen met de weergave van de schaduweffecten in bijlage 3, dat wordt voldaan aan de lichte TNO-norm op grond waarvan ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari - 21 oktober (gedurende 8 maanden) in het midden van de vensterbank van het raam van de woningen aan de Jozef Israëlsstraat aanwezig zullen blijven. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich gelet op het verrichte schaduwonderzoek op het standpunt mogen stellen dat het bestemmingsplan niet leidt tot een onaanvaardbare schaduwhinder voor omwonenden.
Voor een onevenredige aantasting van de privacy van [appellant] en anderen ziet de Afdeling geen aanleiding. De raad heeft hierbij betekenis mogen toekennen aan de afstand van ongeveer 25 meter tussen hun woningen en het bouwvlak waarop de appartementen zijn voorzien en tussenliggende bomen en (de mogelijkheid van) beplanting in de voortuinen van de bestaande woningen.
Het betoog slaagt niet.
Bestemming "Maatschappelijk"
Omvang gymzaal
7. [appellant] en anderen betogen, onder verwijzing naar de richtlijnen van de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (hierna: KVLO) over de omvang van gymzalen in Nederland, dat, afgaand op de afmetingen van het bouwvlak, is voorzien in een te grote gymzaal. Volgens hen moet de omvang worden verkleind naar maximaal 308 m2 (14x22) en een hoogte van 5,5 meter.
7.1. Aan de gronden waaraan de bestemming "Maatschappelijk" is toegekend zijn ook de aanduidingen "bouwvlak", "specifieke vorm van maatschappelijk - gymzaal" en "maximum bouwhoogte (m):8" toegekend. Het bouwvlak heeft een omvang van ongeveer 700 m2.
7.2. Zoals de raad terecht stelt, zijn de door [appellant] en anderen genoemde afmetingen een door de KVLO aanbevolen ondergrens voor de afmetingen van een gymzaal. Niet in geschil is dat aan deze aanbevelingen kan worden voldaan. De Afdeling ziet in wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, geen grond voor het oordeel dat de raad redelijkerwijs niet heeft mogen voorzien in een bouwvlak van ongeveer 700 m2. De toelichting van de raad is dat niet het hele bouwvlak zal worden gebruikt voor de daadwerkelijke gymzaal zelf, omdat ook ruimte gereserveerd is voor bijbehorende voorzieningen, zoals kleedkamers en toiletten. De Afdeling vindt die toelichting logisch.
Het betoog slaagt niet.
(Ontsluitings)wegen
8. Voor zover [appellant] en anderen vrezen voor de aanleg van een weg op de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" tussen de Beethovenlaan en de Jozef Israëlsstraat, overweegt de Afdeling het volgende. Binnen die bestemming is, gelet op artikel 4.1 van de planregels, voorzien in bijbehorende wegen en verkeersvoorzieningen. Dat betekent dat de aanleg van een zelfstandige doorgaande weg niet is toegestaan. Het moet gaan om een weg die ten dienste staat van de functies die op grond van deze bestemming zijn toegestaan, zoals een ontsluitingsweg en/of in- en uitrit vanaf de Beethovenlaan en/of de Jozef Israëlsstraat naar de gymzaal. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen reden om te oordelen dat de raad niet mocht voorzien in de ontsluiting van de functies binnen de bestemming "Maatschappelijk".
Het betoog slaagt niet.
Woon- en leefklimaat toekomstige bewoners
9. [appellant] en anderen betogen dat de voorziene gymzaal niet volgens de normen van de VNG-brochure op 30 meter van het appartementencomplex is voorzien.
9.1. Artikel 8:69a van de Awb bepaalt dat de bestuursrechter een besluit niet vernietigt op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.
9.2. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de appellant.
10. [appellant] en anderen wonen op een afstand van minimaal ongeveer 30 meter van de voorziene gymzaal. Het betoog van [appellant] en anderen gaat niet over het woon- en leefklimaat van [appellant] en anderen, maar dat van de toekomstige bewoners van de appartementen. [appellant] en anderen kunnen alleen opkomen voor het belang van hun eigen woon- en leefklimaat en niet voor het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners van de woningen. Daarom laat de Afdeling een inhoudelijke bespreking van deze beroepsgrond vanwege artikel 8:69a van de Awb achterwege.
Groenbestemming
11. [appellant] en anderen zijn het niet eens met de gebruiksmogelijkheden die binnen de bestemming "Groen" zijn voorzien. Zij vinden dat binnen de groenbestemming ten onrechte is voorzien in parkeervoorzieningen, fietspaden en een fietsenstalling.
11.1. De Afdeling stelt voorop dat een bestemmingsplan uitgaat van toelatingsplanologie. Dat betekent dat het bestemmingsplan binnen de bestemming "Groen" de aanleg van parkeervoorzieningen en fietspaden en de bouw van een fietsenstalling, geen gebouw zijnde, mogelijk maakt, maar daartoe niet verplicht. Op de zitting heeft de raad toegelicht dat hij binnen de bestemming "Groen" met het oog op de voorziene ontwikkeling enige flexibiliteit mogelijk heeft willen maken bij de inrichting van de groenstroken, zonder dat daar een planwijziging voor nodig is. Dit acht de Afdeling in dit geval niet onredelijk vanwege de geringe omvang van de groenstrook aan de kant van de Jozef Israëlsstraat. Daar komt bij dat het bestemmingsplan op dit punt ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan voorziet in vergelijkbare gebruiksmogelijkheden. Binnen de voorheen geldende maatschappelijke bestemming was ook voorzien in het gebruik van de gronden voor paden, wegen, erven en verkeers- en verblijfsvoorzieningen. In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd, ziet de Afdeling reden om te oordelen dat de raad daar bij dit bestemmingsplan redelijkerwijs niet in mocht voorzien.
Het betoog slaagt daarom niet.
De Omgevingsvisie
12. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming is met de Omgevingsvisie 2021. Hierover voeren zij aan dat volgens de Omgevingsvisie 30-40% van een woningbouwproject maximaal € 210.000 mag kosten en dat minimaal 25% sociale huur moet zijn.
12.1. De raad heeft toegelicht dat het speerpunt van de Omgevingsvisie is om in 2040 een gemeente te zijn die steeds inspeelt op de groeiende behoefte naar woningen die passen bij de vraag en bijdragen aan sterke kernen. Om dit speerpunt te behalen zijn vervolgens verschillende doelen benoemd, waaronder het doel om 30-40% van de nieuwbouwwoningen in de prijsklassen tot € 210.000,- te realiseren met daarvan een kwart sociale huur. Per project kan er maatwerk worden geleverd voor dit doel. Omdat er in de directe omgeving drie woningbouwprojecten zijn gerealiseerd (Westerpark, Beethovenlaan en Regioplein) waarbij het programma bestaat uit 100% sociale woningbouw, is er voor dit bestemmingsplan volgens de raad afgeweken van de norm. Door in dit bestemmingsplan te richten op "(middel)duur stedelijk wonen in de koopsector" kunnen opbrengsten worden gegenereerd om op andere plekken weer in sociale huur te kunnen investeren. Onder deze omstandigheden mocht naar het oordeel van de Afdeling de raad afzien van een regeling in het bestemmingsplan waarmee 30-40% in de woningbouwcategorie sociale huur is gewaarborgd.
Het betoog slaagt niet.
Verkeer
13. [appellant] en anderen vrezen verkeersoverlast op de A. Mauvestraat en de Jozef Israëlsstraat. Zij vrezen vooral ook verkeerscongesties bij de ingang van de parkeergarage, die volgens hen aan de kant van de Jozef Israëlsstraat zal worden gemaakt. Zij betogen dat de raad bij de berekening van het aantal verkeersbewegingen dat het bestemmingsplan genereert, niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Hierover voeren zij aan dat in het verkeersonderzoek is uitgegaan van slechts 500 m2, terwijl het voorziene bouwvlak groter is. Daarnaast heeft de raad miskend dat is voorzien in 50 dienstverlenende bedrijven.
13.1. De Afdeling stelt voorop dat zij in deze procedure moet beoordelen of de raad zich voldoende ervan heeft vergewist dat er een aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling in en om het plangebied kan worden komen. Ter vergelijking verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:654. Dat heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling voldoende gedaan. Bij dit oordeel betrekt de Afdeling het volgende. 13.2. Uit paragraaf 4.8 blijkt dat een verkeerstelling is gedaan waaruit naar voren komt dat de bestaande verkeersintensiteit op een gemiddelde weekdag op de A. Mauvestraat 1.695 motorvoertuigbewegingen per etmaal (hierna: mvt/etm) bedraagt en op de Jozef Israëlsstraat 191 mvt/etm. In paragraaf 4.8 van de plantoelichting wordt aan de hand van de kencijfers verkeersgeneratie uit de CROW-publicatie nr. 381 "Toekomstbestendig parkeren, Van parkeerkencijfers naar parkeernormen" (2018) inzichtelijk gemaakt hoeveel verkeersbewegingen het bestemmingsplan genereert. Hieruit volgt dat de verkeersgeneratie maximaal 399 mvt/etm bedraagt. De capaciteit van de omliggende erftoegangswegen, waaronder de A. Mauvestraat en de Jozef Israëlsstraat, is volgens de plantoelichting voldoende om deze toename van de verkeersintensiteit te kunnen verwerken. In wat [appellant] en anderen betogen ziet de Afdeling dan ook geen reden om te oordelen dat de raad zich redelijkerwijs niet op het standpunt mocht stellen dat er een aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling in en om het plangebied kan komen.
13.2.1. Voor zover [appellant] en anderen verkeerscongestie vrezen bij de ingang van de parkeergarage aan de Jozef Israëlsstraat, stelt de Afdeling vast dat het bestemmingsplan geen concrete locatie voor de in- en uitrit van de parkeergarage voorschrijft. Binnen de gehele groenbestemming zijn in- en uitritten naar de (ondergrondse) parkeervoorzieningen mogelijk. De Afdeling acht het - ook gelet op wat hiervoor is overwogen over de capaciteit van de omliggende wegen en de voorziene gebruiksmogelijkheden binnen de omliggende groen- en verkeersbestemming - op voorhand niet aannemelijk dat er bij de ontsluiting van de parkeergarage geen goede verkeersafwikkeling kan komen. Hoe een ontsluiting verkeerstechnisch exact wordt ingericht, hoeft niet in een bestemmingsplan te worden geregeld. Verkeerstechnische aspecten hebben namelijk geen betrekking op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen.
13.2.2. Op het punt dat [appellant] en anderen hebben aangevoerd dat bij de berekening van het aantal verkeersbewegingen voor de gymzaal ten onrechte is uitgegaan van 500 m2 brutovloeroppervlak (hierna: bvo) in plaats van 700 m2 bvo stelt de Afdeling vast dat daardoor maximaal 28,6 verkeersbewegingen per etmaal buiten beschouwing zijn gebleven. Dat volgt namelijk uit de verkeersgeneratiecijfers in paragraaf 4.8 van de plantoelichting. De Afdeling acht niet aannemelijk dat het alsnog betrekken van dit aantal verkeersbewegingen de conclusie in die paragraaf 4.8 anders maakt.
13.2.3. Ditzelfde geldt voor het betoog van [appellant] en anderen dat bij de berekening van de verkeersgeneratiecijfers niet is uitgegaan van een maximale invulling van de planologische mogelijkheden waarbij in alle 50 appartementen een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf zal worden geëxploiteerd. Deze invulling acht de Afdeling namelijk niet representatief. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3151, onder 6.8. Dat betekent dat de raad bij de berekening van de verkeersgeneratiecijfers redelijkerwijs niet hoefde uit te gaan van zo'n invulling van de voorziene gebruiksmogelijkheden. Mocht in een aantal appartementen al een beroep of bedrijf aan huis worden geëxploiteerd, dan acht de Afdeling niet aannemelijk dat de verkeersintensiteit op de A. Mauvestraat en de Jozef Israëlsstraat daardoor zo erg toeneemt dat dit extra verkeer niet langer op aanvaardbare wijze kan worden afgewikkeld op de A. Mauvestraat en de Jozef Israëlsstraat. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat in de planregels bepalingen zijn opgenomen om de ruimtelijke gevolgen - waaronder het aantal verkeersbewegingen - van een eventueel beroep of bedrijf aan huis zoveel mogelijk te beperken. Zo mag op grond van artikel 5.1.2 in samenhang bezien met artikel 1.3 van de planregels maximaal 40% van het totale brutovloeroppervlak van de woning worden benut voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf. Daarnaast moet het gaan om een dienstverlenend beroep of bedrijf als bedoeld in artikel 1.17 van de planregels of een webwinkel- of postorderbedrijf als bedoeld in artikel 1.32 van de planregels, waarbij opslag van goederen niet is toegestaan en op grond waarvan uitstalling voor de verkoop niet is toegestaan en de goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht. Verder moet de beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Bij een groot aantal bezoekers per etmaal zullen de activiteiten al snel niet meer in overeenstemming zijn met de woonfunctie. Het betoog slaagt niet.
Parkeren
14. [appellant] en anderen betogen dat het bestemmingsplan niet voorziet in de parkeerbehoefte die het zal genereren. In dit verband lichten zij toe dat de voorziene woningen een parkeerbehoefte genereren van 69 parkeerplaatsen en de bijbehorende bezoekers 29 parkeerplaatsen, terwijl de parkeergarage maar een capaciteit heeft van 74 parkeerplaatsen. Hoewel de raad volgens [appellant] en anderen uitgaat van dubbelgebruik, volgt uit de plantoelichting dat op zaterdagavond een tekort ontstaat. Het gaat om een tekort waarbij de raad volgens hen nog niet eens rekening heeft gehouden met de maximale planologische invulling van het bestemmingsplan, waarbij is voorzien in 50 dienstverlenende bedrijven.
Verder stellen [appellant] en anderen dat in de plantoelichting voor de gymzaal - uitgaande van een parkeernorm van 2,9 parkeerplaats per 100 m2 - ten onrechte een parkeerbehoefte is berekend van (afgerond naar beneden) 14 parkeerplaatsen in plaats van (afgerond naar beneden) 20 parkeerplaatsen.
14.1. In paragraaf 4.8 van de plantoelichting wordt beschreven welke parkeerbehoefte de voorziene ontwikkelingen genereren en waar kan worden voorzien in die parkeerbehoefte. Hieruit volgt dat de voorziene woningen een parkeerbehoefte genereren van (afgerond naar beneden) 77 parkeerplaatsen (exclusief bezoekers), maar dat die parkeerbehoefte uitgaande van twee deelauto’s kan worden gereduceerd tot 69 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte voor bezoekers bedraagt - uitgaande van een parkeernorm van 0,3 parkeerplaatsen per woning - blijkens de plantoelichting 15 parkeerplaatsen. In totaal genereren de woningen (inclusief bezoekers) een parkeerbehoefte van 84 parkeerplaatsen.
14.2. De Afdeling stelt voorop dat artikel 7.2 van de planregels voorschrijft dat een omgevingsvergunning voor bouwen of uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk slechts wordt verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat functioneel bij het bouwwerk hoort, in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
Hoewel de vraag of er voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd pas in het kader van de procedure van de omgevingsvergunning voor bouwen aan de orde zal komen, moet de raad bij de vaststelling van het plan al wel bezien of kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:248, onder 9.2. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant] en anderen zo dat gelet op artikel 7.2 van de planregels het bestemmingsplan niet uitvoerbaar is, omdat niet duidelijk is waar de benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied kunnen worden gerealiseerd. Dit betoog volgt de Afdeling niet. Niet in geschil is dat het bestemmingsplan met artikel 5.1.1 van de planregels voorziet in een parkeergarage met ruimte voor 74 parkeerplaatsen en dat in zoverre kan worden voldaan aan artikel 7.2 van de planregels. Daarnaast voorziet het bestemmingsplan binnen de bestemmingen "Groen" en "Maatschappelijk" in parkeergelegenheid. Mocht in de praktijk blijken dat niet binnen het plangebied kan worden voorzien in de parkeerbehoefte, dan bevat artikel 7.3 van de planregels een uitzondering op artikel 7.2 van de planregels. De raad heeft op de zitting toegelicht dat aan de overkant van de Jozef Israëlsstraat in de openbare ruimte, ter hoogte van het oostelijke bouwvlak met de bestemming "Wonen", voldoende ruimte is voor de aanleg van 26 parkeerplaatsen ten behoeve van de gymzaal en de bezoekers van de woningen. De Afdeling ziet geen aanleiding om aan de juistheid van deze stelling van de raad te twijfelen. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling op voorhand geen reden om te oordelen dat het bestemmingsplan vanwege de parkeerbehoefte niet uitvoerbaar is.
Het betoog slaagt niet.
Welstand
15. [appellant] en anderen betogen dat het plangebied deel uitmaakt van het zogenoemde "Komgebied", waar volgens de gemeentelijke welstandseisen alleen grondgebonden woningen mogen komen. Appartementen zijn volgens hen dan ook in strijd met de gemeentelijke welstandseisen.
15.1. In de gemeente Schagen zijn de gemeentelijke welstandseisen neergelegd in de nota "Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit", zoals vastgesteld door de raad op 2 april 2019 (hierna: de welstandsnota). De Afdeling stelt voorop dat in een bestemmingsplan in beginsel geen welstandsnormen kunnen worden opgenomen. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar haaruitspraak van 19 januari 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AS3154. De vraag of de voorziene ontwikkeling voldoet aan de redelijke eisen van welstand komt dus in beginsel niet aan de orde bij de vaststelling van het bestemmingsplan, maar pas bij de verlening van de omgevingsvergunning voor bouwen op grond van artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 maakt dat in dit geval overigens niet anders, omdat de welstandsnota vanwege artikel 4.114 van de Invoeringswet Omgevingswet als beleidsregel zoals bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet, deel is gaan uitmaken van het tijdelijk deel van het Omgevingsplan gemeente Schagen. Gelet op artikelen 22.7 en 22.29 van het Omgevingsplan gemeente Schagen (Bruidsschat) komt de welstandsnota nog steeds (pas) aan de orde bij bouwaanvragen. 15.2. Het voorgaande laat onverlet dat uit artikel 3.1.6, eerste lid, van het Besluit ruimtelijke ordening volgt dat de raad zich bij de vaststelling van het bestemmingsplan in het kader van de uitvoerbaarheid van dat plan ervan moet vergewissen dat de beoogde bebouwing wat betreft haar ruimtelijke eigenschappen past in de omgeving. De gemeentelijke welstandsnota kan daarbij een rol spelen. Dat heeft de raad gedaan. In paragraaf 3.4.2 van de plantoelichting wordt ingegaan op de welstandsnota.
In wat [appellant] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen reden om te oordelen dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de redelijke eisen van welstand die op grond van de welstandsnota voor het gebied gelden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het beeldkwaliteitsplan is voorgelegd aan de welstandscommissie. Uit het welstandsadvies dat als bijlage 2 bij de plantoelichting is gevoegd, volgt dat de welstandscommissie het plan voor de twee appartementencomplexen op hoofdlijnen akkoord vindt.
Het betoog slaagt niet.
Overig
16. Wat [appellant] en anderen voor het overige hebben aangevoerd, is geen reden om te oordelen dat het bestemmingsplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd is met het recht.
Conclusie
17. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
18. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Stoof, griffier.
w.g. Verburg
voorzitter
w.g. Stoof
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024
749
BIJLAGE
Regels bestemmingsplan
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
[…]
7.2 Parkeervoorzieningen
"Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden of wijzigen van de functie van een bouwwerk wordt slechts verleend indien in, op of onder het bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat functioneel bij het bouwwerk behoort, in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van de normen die zijn opgenomen in de 'Nota Parkeernormen Schagen 2016', met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode. Aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde verbonden dat de te realiseren parkeerplaatsen, na realisatie in stand moeten worden gehouden."
Artikel 7.3 Uitzondering
"Het bepaalde in lid 7.2 is niet van toepassing indien:
a. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
b. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;
onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse."