ECLI:NL:RVS:2024:5319

Raad van State

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
202407138/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep vreemdeling tegen bewaring en terugkeerbesluit

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 19 november 2024 zijn gedaan in twee zaken. De vreemdeling was op 24 oktober 2024 in bewaring gesteld door de minister van Asiel en Migratie, en op 1 november 2024 werd er een terugkeerbesluit en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De rechtbank verklaarde de beroepen van de vreemdeling ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en vastgesteld dat er geen vragen zijn die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Afdeling heeft ook geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraken van de rechtbank zijn bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202407138/1/V3.
Datum uitspraak: 23 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 19 november 2024 in zaak nr. NL24.41907 en NL24.43282 in de gedingen tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2024 heeft de minister de vreemdeling in bewaring gesteld. Bij besluit van 1 november 2024 heeft de minister een  terugkeerbesluit genomen en een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd.
Bij uitspraken van 19 november 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdeling ingestelde beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraken heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, advocaat in Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraken van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering in de uitspraak over de vreemdelingenbewaring onder 3, 4, 5, 16 en 20 en de motivering in de uitspraak over het terugkeerbesluit en het inreisverbod onder 4, 5, 8 en 9 over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraken van de rechtbank worden bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraken.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2024
347-1058