ECLI:NL:RVS:2024:52

Raad van State

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
202307903/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 10 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 juni 2019 was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard in besluiten van 15 juni 2020 en 15 december 2022. De rechtbank Den Haag heeft in een tussenuitspraak van 24 juli 2023 de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een gebrek in de besluiten te herstellen. Na aanvulling van de besluiten op 4 september 2023, heeft de rechtbank op 29 november 2023 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de besluiten vernietigd, met de opdracht aan de staatssecretaris om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de termijn waarbinnen de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen afloopt op 10 januari 2024, het noodzakelijk is om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de staatssecretaris geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep heeft beslist. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.

Uitspraak

202307903/2/V1.
Datum uitspraak: 10 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 29 november 2023 in zaak nr. 20/5524 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juni 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluiten van 15 juni 2020 en 15 december 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 24 juli 2023 heeft de rechtbank de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om een aan die besluiten klevend gebrek te herstellen.
Bij besluit van 4 september 2023 heeft de staatssecretaris de besluiten van 15 juni 2020 en 15 december 2022 aangevuld.
Bij uitspraak van 29 november 2023 heeft de rechtbank het door de vreemdeling tegen de besluiten van 15 juni 2020, 15 december 2022 en 4 september 2023 ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris binnen zes weken een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht de uitspraak van de rechtbank te schorsen, totdat de Afdeling op het verzoek om een voorlopige voorziening en/of het hoger beroep heeft beslist. Omdat de voor de beoordeling van het hoger beroep noodzakelijke stukken nog niet van de rechtbank zijn ontvangen en de termijn waarbinnen de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen op 10 januari 2024 afloopt, treft de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel een voorlopige voorziening. Nadat de stukken zijn ontvangen, zal de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek beslissen.
2.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
treft bij wijze van ordemaatregel de voorlopige voorziening dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank, voordat de Afdeling op het resterende deel van het verzoekschrift heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024
999