ECLI:NL:RVS:2024:5164

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
202407158/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verlenging overdrachtstermijn aan Franse autoriteiten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, die op 20 november 2024 werd gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond, dat was ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. Dit besluit, genomen op 17 juli 2024, hield in dat de minister de termijn voor de overdracht van de vreemdeling aan de Franse autoriteiten met achttien maanden had verlengd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 december 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor verdere motivering niet nodig was.

De beslissing van de Afdeling was dat het hoger beroep ongegrond was en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.D. Salverda, griffier.

Uitspraak

202407158/1/V2.
Datum uitspraak: 13 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 20 november 2024 in zaak nr. NL24.29211 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juli 2024 heeft de minister aan de Franse autoriteiten medegedeeld dat hij de termijn voor de overdracht met achttien maanden heeft verlengd.
Bij uitspraak van 20 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, advocaat in Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 3.2 tot en met 3.4 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.D. Salverda, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Salverda
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2024
992