ECLI:NL:RVS:2024:5145
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 13 december 2024 uitspraak gedaan in een hoger beroep en een verzoek om voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die op 13 september 2024 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende, welke door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling werd genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 21 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. W.P.R. Peeters, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in een eerdere uitspraak op 26 november 2024 bepaald dat de voorgenomen overdracht op 27 november 2024 niet doorgaat. In de uitspraak van 13 december 2024 bevestigt de voorzieningenrechter de uitspraak van de rechtbank en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De voorzieningenrechter oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is en dat de rechtbank terecht tot haar oordeel is gekomen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.