202405586/1/A2.
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
en
het college van beroep voor de examens van de Hogeschool Windesheim (hierna: het CBE),
verweerder.
Procesverloop
Bij beslissing van 24 januari 2024 hebben examinatoren van de opleiding HBO-ICT van het domein Techniek van de Hogeschool Windesheim het "Project Web Development (ICT.SE.WD.PRJCT.V23): A Assessment" van [appellant] (hierna: het werk) beoordeeld met een 3.6.
Bij beslissing van 25 juni 2024 heeft het CBE het daartegen door [appellant] ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze beslissing heeft [appellant] beroep ingesteld.
Het CBE heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 24 oktober 2024, waar het CBE, vertegenwoordigd door J.W. Gerritsen, M.J.J. Knots en W.H. Conen, is verschenen. Voorts zijn ter zitting [begeleider A] en [begeleider B] gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. [appellant] is sinds studiejaar 2021-2022 ingeschreven bij de opleiding HBO-ICT van het domein Techniek van de Hogeschool Windesheim in Zwolle. In het studiejaar 2023-2024 heeft [appellant] het vak Project Web Development gevolgd. Het vak Project Web Development (hierna: het vak) betreft een stage van 10 weken die in groepsverband kan worden afgelegd. Vanaf november 2023 tot en met januari 2024 heeft [appellant] stage gelopen bij [stagebedrijf] in Zwolle. De bedrijfsmentor vanuit het stagebedrijf heeft [appellant] beoordelingen gegeven variërend van een ruim voldoende tot meermaals goed. De examinatoren vanuit de Hogeschool hebben [appellant] echter op 24 januari 2024 een onvoldoende beoordeling, namelijk een 3.6, gegeven. [appellant] is het niet eens met zijn beoordeling voor het werk en stelt dat de beslissing van 24 januari 2024 op onjuiste gronden is genomen.
2. De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Beslissing CBE
3. Het CBE heeft bij beslissing van 25 juni 2024 het administratief beroep van [appellant] tegen de beslissing van 24 januari 2024 ongegrond verklaard. Het CBE heeft vooropgesteld dat het niet kan treden in de inhoudelijke beoordeling van de onderwijseenheid. Het CBE heeft verduidelijkt dat het wel een oordeel kan geven of de examinatoren zorgvuldig hebben gehandeld en of zij in redelijkheid tot hun besluit hebben kunnen komen met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het CBE heeft geoordeeld dat hij niet de overtuiging heeft gekregen dat het proces van beoordelen niet volgens de daarvoor geldende regels en procedures heeft plaatsgevonden. Dat op sommige momenten geen of minder feedback is gegeven, leidt niet tot een ander oordeel. Daarbij heeft het CBE in aanmerking genomen dat niet-tijdige of incomplete inlevering van voortgangsrapportages en/of het concept portfolio voor rekening van [appellant] komt. Naar het oordeel van het CBE heeft [appellant] hiermee zelf het risico genomen dat feedback, wanneer deze mogelijk was, achterwege is gebleven. Het CBE heeft verder geoordeeld dat de examencommissie niet in strijd met algemene rechtsbeginselen heeft gehandeld en dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd in administratief beroep niet tot een andere conclusie leidt.
Beroep [appellant] en de beoordeling daarvan
4. [appellant] betoogt dat het CBE heeft miskend dat de beoordeling van het werk niet correct, onvolledig en onzorgvuldig is geweest en hij daarom ten onrechte een 3.6 heeft behaald voor het vak. In dit kader voert [appellant] om te beginnen aan dat hij ondanks toezeggingen nooit feedback van zijn eerste begeleider heeft ontvangen op zijn ingeleverde eindwerk inclusief portfolio en voortgangsrapportages.
Ook stelt [appellant] dat sprake is van een inconsistente beoordeling ten aanzien van de voortgangsrapportages. Volgens [appellant] heeft de tweede begeleider, [begeleider A], expliciet verzekerd dat de voortgangsrapportages niet als beoordelingsmateriaal zouden dienen. Deze rapportages zijn uiteindelijk wel gebruikt bij de eindbeoordeling, hetgeen onrechtvaardig is volgens [appellant].
Daarnaast stelt [appellant] dat de eerste begeleider, [begeleider B], niet de benodigde Basis Kwalificatie Examinering (hierna: BKE) of ervaring had om als examinator op te treden, wat een directe invloed had op de kwaliteit van de begeleiding en beoordeling. Hoewel het CBE heeft laten weten dat de verantwoordelijkheid bij de tweede begeleider, [begeleider A], lag was het feitelijk zo dat [begeleider B] de eerste aanspreekpersoon was en een cruciale rol speelde in het dagelijkse begeleidingsproces.
Volgens [appellant] is bovendien sprake van een onredelijke beoordeling omdat de eerste begeleider herhaaldelijk goedkeuring heeft gegeven voor de stage, zowel tijdens het bedrijfsbezoek als vóór de kerstvakantie. Deze goedkeuringen gaven vertrouwen dat [appellant] op de goede weg zat. Het is de taak van de examinatoren om tijdig in te grijpen en bij te sturen als een stage moeizaam verloopt. Gezien de zeer lage toegekende cijfers, die uit het niets zijn opgelegd, staat vast dat de examinatoren niet tijdig hebben ingegrepen of bijgestuurd.
Tot slot stelt [appellant] dat het CBE ten onrechte niet is ingegaan op de beschuldigingen dat de beoordeling meer op vermeend ongepast gedrag is gebaseerd dan op de inhoudelijke kwaliteit van het werk. De examinatoren hebben dit gedrag echter nooit benoemd of met feiten onderbouwd. Volgens [appellant] roept deze focus op gedrag, zonder duidelijke en objectieve basis, vragen op over de algehele objectiviteit en professionaliteit van de beoordeling.
4.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in een uitspraak van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1296, onder 4.2, geldt voor administratief beroep dat het CBE op grond van artikel 7.61, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dient te toetsen of de beslissing waartegen administratief beroep is ingesteld, in strijd is met het recht. Op grond van vaste rechtspraak van het College van het Beroep voor het Hoger Onderwijs (hierna: het CBHO), de rechtsvoorganger van de Afdeling in studentenzaken, dient het CBE te onderzoeken of een beslissing in overeenstemming met de geldende regels tot stand is gekomen of anderszins in strijd met het recht is genomen. In dat kader moet het CBE onderzoeken of de examinatoren redelijkerwijs tot hun beoordeling hebben kunnen komen. Het college moet daarbij terughoudend toetsen. Het toetst of de beoordeling voldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en of zij genoegzaam is onderbouwd. 4.2. Uit hoofdstuk 1 van de Handleiding Project Web Development, Studiejaar 2023-2024, semester 2 (hierna: de Handleiding), volgt dat studenten wekelijks een voortgangsrapportage moeten opstellen. Hierin staat vermeld wat studenten die week hebben gedaan, wat wel/niet goed is gegaan, of er bijzonderheden zijn geweest en welke werkzaamheden in de daarop volgende week gepland staan. Daarnaast volgt uit hoofdstuk 2 van de Handleiding dat studenten tijdens hun stage een portfolio maken, waarin zij inzichtelijk maken wat zij gedaan hebben tijdens hun stage en hoe zij vorm en inhoud hebben gegeven aan de verschillende competenties. Aan het einde van de opdracht en stage vindt een eindevaluatie plaats en wordt het portfolio ingeleverd met alle gemaakte beroepsproducten, zoals de voortgangsrapportages, en met een bijbehorend verslag. Uit de Handleiding volgt niet dat de examinatoren tussentijds feedback geven. Ter zitting hebben de examinatoren dit bevestigd en toegelicht dat zij juist aan het einde feedback geven op het gehele portfolio. De examinatoren hebben verder toegelicht dat zij in het geval van [appellant] geen feedback op het portfolio hebben gegeven omdat [appellant] zijn portfolio te laat heeft ingeleverd. Deze omstandigheid komt voor rekening van [appellant]. Gelet op de inrichting van het vak hebben de examinatoren geen fout gemaakt door niet tussentijds feedback te geven aan [appellant]. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] ook niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een inconsistente beoordeling.
4.3. Anders dan [appellant] stelt, is niet gebleken dat de examinator die met de dagelijkse begeleiding belast was, niet deskundig was om het werk van [appellant] te beoordelen of dat de kwaliteit van de begeleiding onvoldoende was. Hierbij betrekt de Afdeling, zoals het CBE in zijn verweerschrift heeft gesteld, dat de kwaliteit van de beoordeling geborgd wordt door bij het aanwijzen van de examinatoren een onderscheid te maken tussen een eerste en een tweede examinator, waarbij de eerste examinator BKE-gecertificeerd is en een cijfer uiteindelijk definitief mag maken. De tweede examinator vervult de rol van begeleider en kan wel een beoordeling geven, maar draagt geen eindverantwoordelijkheid voor het cijfer. Naar het oordeel van de Afdeling heeft [appellant] niet aannemelijk gemaakt dat de tweede begeleider, hoewel niet BKE-gecertificeerd, de dagelijkse begeleiding onvoldoende heeft verzorgd.
4.4. Voor zover [appellant] stelt dat de dagelijks begeleider hem herhaaldelijk goedkeuring heeft gegeven voor de stageopdracht overweegt de Afdeling als volgt. Ter zitting en uit het verslag van de hoorzitting bij het CBE is gebleken dat de examinatoren ten tijde van het Plan van Aanpak al hebben laten weten dat [appellant] met de opdracht niet al zijn competenties kan aantonen en dat een extra opdracht nodig was. Tijdens het tussentijdse bezoek zou zijn gebleken dat [appellant] geen gehoor heeft gegeven aan dit eerdere signaal. [appellant] heeft pas in week 9 van de stageopdracht geprobeerd een ander product in te leveren om zo wel aan alle gestelde competenties te voldoen. In wat [appellant] aanvoert, ziet de Afdeling geen aanleiding om te twijfelen aan wat de examinatoren ter zitting hebben verklaard. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat de examinatoren toezeggingen hebben gedaan waaruit [appellant] kon afleiden dat hij de opdracht met een voldoende zou afronden. De omstandigheid dat de opdracht op een bepaald moment is goedgekeurd, brengt niet mee dat [appellant] voor het eindproduct een voldoende zou krijgen.
4.5. Verder heeft [appellant] zijn stelling dat de beoordeling meer gebaseerd is op zijn gedrag dan op de inhoudelijke kwaliteit van het werk niet aannemelijk gemaakt.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. Het CBE hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024
488-972
BIJLAGE
Handleiding Project Web Development
Artikel 1.3 - Voorgangsrapportage
Elke vrijdag voor 18.00 stuur je als groep een voortgangsrapportage (zie ELO voor het format) naar de docentbegeleider en cc naar de bedrijfsbegeleider. Vermeld in dit formulier wat je die week hebt gedaan, wat er wel/niet goed ging en eventuele bijzonderheden. Vermeld je geplande werkzaamheden voor de komende week en of je op schema bent. Je houdt op dit formulier ook het aantal gewerkte dagen bij.
Artikel 1.6 - Eindevaluatie
Tegen het einde van je opdracht dient een eindevaluatie plaats te vinden. Het is de bedoeling om in gesprek te gaan met de bedrijfsmentor. Voorafgaand aan dit gesprek vullen ieder van jullie en de bedrijfsmentor het evaluatieformulier (zie ELO) apart van elkaar in. Door ook zelf een versie in te vullen, krijg je de kans zelf na te denken over je eigen kwaliteiten en je ontwikkelpunten. Vervolgens bespreken jullie de bevindingen met de bedrijfsmentor. De definitieve exemplaren (van de bedrijfsmentor) voeg je toe aan je portfolio.
Artikel 2.2 - Portfolio
Aan het einde van je stage lever je een gezamenlijk portfolio in met al je gemaakte beroepsproducten met een bijbehorend verslag (deels gezamenlijk en deels individueel). Het format (zie ELO) beschrijft wat er hierbij van je wordt verwacht.
Tip: Maak tijdens je stage alvast aantekeningen van leermomenten, dit helpt je in je uiteindelijke portfolio.
Let op: wanneer je een onvoldoende haalt bij de herkansing, moet het gehele project opnieuw uitgevoerd worden. Je kunt in dat geval dus niet het oude portfolio gebruiken ter aanvulling van het nieuwe portfolio.
Artikel 2.3 - Beoordeling
Bekijk goed het beoordelingsformulier (zie ELO). Dit geeft een goede indicatie van de manier waarop je beoordeeld gaat worden en hoe je dit kan aantonen met je porfolio. Meestal zal er een groepscijfer worden gegeven, maar als daar reden toe is kan daarvan worden afgeweken.
Bij een onvoldoende is er in periode 1 de mogelijkheid te herkansen. Hierover maak je specifieke afspraken met je docentbegeleider en legt deze vast op het beoordelingsformulier. Als de herkansing te groot wordt, kan er besloten worden dat de stage in zijn geheel over moet worden gedaan.
Voorwaarden leerwerkovereenkomst
Artikel 8 - Begeleiding
1. De opleiding en de leerwerkinstelling dragen gezamenlijk zorg voor een deugdelijke begeleiding, waartoe de instituutsbegeleider en de leerwerkbegeleider overleg voeren.
2. De leerwerkbegeleider draagt zorg voor de vakinhoudelijke begeleiding van de student.
3. De instituutsbegeleider draagt zorg voor de pedagogische en onderwijsinhoudelijke begeleiding van de student (zoals nader beschreven in de leerwerkhandleiding) ten behoeve van diens professionele ontwikkeling.
4. De instituutsbegeleider is voor de leerwerkinstelling het aanspreekpunt binnen de opleiding. De leerwerkbegeleider is voor de opleiding het aanspreekpunt van de leerwerkinstelling.
5. De leerwerkbegeleider heeft toegang tot de door Windesheim voor begeleiders georganiseerde bijeenkomsten. De instituutsbegeleider heeft toegang tot de werkplek van de student.
6. De coördinatie en organisatie van de begeleiding geschiedt primair door de leerwerkbegeleider.
7. De begeleiding geschiedt conform de in de leerwerkhandleiding beschreven uitgangspunten.
8. Eindverantwoordelijk voor de begeleiding van de student tijdens het leerwerktraject ligt bij de instituutsbegeleider.
Artikel 9 - Beoordeling en studiepunten
1. De student doet verslag van de voortgang van zijn werkzaamheden aan de leerwerkbegeleider en de instituutsbegeleider. De vorm en frequentie van verslaglegging staan voorgeschreven in de leerwerkhandleiding.
2. De beoordeling(en) van het leerwerktraject ten behoeve van het verwerven van studiepunten geschiedt op basis van betreffende richtlijnen in de leerwerkhandleiding en met inachtneming van het bepaalde in de onderwijs- en examenregeling (bijlage 1).
3. De leerwerkbegeleider levert voorafgaand aan de beoordeling(en) van het leerwerktraject een advies aan de instituutsbegeleider. Dit advies kan door de instituutsbegeleider meegewogen worden in de beoordeling(en) van het […].