Uitspraak
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELINGBESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer
griffier
Raad van State
In deze zaak gaat het om de beoordeling van het 'Project Web Development' van de appellant, die sinds studiejaar 2021-2022 is ingeschreven bij de opleiding HBO-ICT aan de Hogeschool Windesheim. De appellant heeft in het studiejaar 2023-2024 het vak Project Web Development gevolgd, dat een stage van 10 weken omvatte. Na afloop van de stage, die de appellant bij een stagebedrijf in Zwolle heeft gelopen, hebben de examinatoren van de Hogeschool de appellant een onvoldoende gegeven, met een score van 3.6. De appellant is het niet eens met deze beoordeling en heeft administratief beroep ingesteld bij het College van Beroep voor de Examens (CBE).
Het CBE heeft de beslissing van de examinatoren op 25 juni 2024 ongegrond verklaard, waarbij het CBE heeft vastgesteld dat de examinatoren zorgvuldig hebben gehandeld en dat de beoordeling in overeenstemming was met de geldende regels. De appellant heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 24 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. De appellant heeft aangevoerd dat de beoordeling inconsistent was en dat de examinatoren niet tijdig hebben ingegrepen tijdens de stage. Ook heeft hij betoogd dat de beoordeling meer gebaseerd was op zijn gedrag dan op de inhoudelijke kwaliteit van het werk.
De Afdeling heeft geoordeeld dat de examinatoren niet onzorgvuldig hebben gehandeld en dat de appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beoordeling onterecht was. De Afdeling heeft de beslissing van het CBE bevestigd en het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de beoordeling van studenten en de rol van de examinatoren in het waarborgen van een eerlijke en objectieve beoordeling.