ECLI:NL:RVS:2024:5080

Raad van State

Datum uitspraak
11 december 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
202406876/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende overdracht aan Duitsland

Op 11 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De zaak betreft een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 25 juli 2024, waarin werd bepaald dat een vreemdeling zou worden overgedragen aan Duitsland. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 6 november 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank bepaalde dat de minister een nieuw besluit moest nemen op de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Tegen deze uitspraak heeft de minister van Asiel en Migratie hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De minister vroeg de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank te schorsen, zodat hij de vreemdeling tijdens het hoger beroep aan Duitsland kon overdragen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft en heeft, rekening houdend met de belangen van zowel de minister als de vreemdeling, een voorlopige voorziening getroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen reëel risico is voor de vreemdeling bij overdracht aan Duitsland, met betrekking tot de behandeling die in strijd zou zijn met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM.

De voorzieningenrechter heeft beslist dat de uitspraak van de rechtbank geschorst wordt totdat de Afdeling op het hoger beroep van de minister heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 december 2024.

Uitspraak

202406876/2/V2.
Datum uitspraak: 11 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 6 november 2024 in zaak nr. NL24.29622 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 25 juli 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bepaald dat de vreemdeling wordt overgedragen aan Duitsland.
Bij uitspraak van 6 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit neemt op de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening te treffen dat de uitspraak van de rechtbank wordt geschorst totdat de Afdeling op het door hem ingestelde hoger beroep heeft beslist, zodat hij de vreemdeling tijdens het hoger beroep mag overdragen aan Duitsland.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat niet is gebleken dat de vreemdeling bij overdracht aan Duitsland mogelijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. Mocht uiteindelijk blijken dat Nederland verantwoordelijk moet worden geacht voor de behandeling van het op 23 november 2021 door de vreemdeling ingediende verzoek om internationale bescherming, dan kan de vreemdeling vanuit Duitsland worden teruggeleid naar Nederland. De voorzieningenrechter wijst ter vergelijking op de uitspraak van de Afdeling van 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1029.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 6 november 2024 in zaak nr. NL24.29622, totdat de Afdeling op het door de minister ingestelde hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.
w.g. Willems
voorzieningenrechter
w.g. Huizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2024
987