202401565/1/A2 en 202401572/1/A2.
Datum uitspraak: 4 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de verzoeken van:
[verzoekster], wonend in [woonplaats],
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van de uitspraak van de Afdeling van 27 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3620. Procesverloop
Bij uitspraak van 27 september 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3620) heeft de Afdeling de hoger beroepen van [verzoekster] tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag van 4 oktober 2022 in zaak nr. 21/8396 en van 14 juni 2023 in zaak nr. 22/4483 ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. [verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de verzoeken op een zitting behandeld op 4 november 2024, waar [verzoekster], bijgestaan door mr. R.H. Bouwman, advocaat te Amsterdam en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.
Overwegingen
1. Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
1.1. Het bijzondere rechtsmiddel van herziening dient er niet toe om het geschil, waarover bij uitspraak is beslist, opnieuw aan de rechter voor te leggen. Ook is dit rechtsmiddel niet bedoeld om een partij de gelegenheid te bieden om argumenten, die in een eerdere procedure naar voren zijn gebracht of hadden kunnen worden gebracht, opnieuw of alsnog naar voren te brengen en daarmee het debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Bij de beoordeling van een herzieningsverzoek is uitsluitend van belang of er feiten en omstandigheden naar voren komen die er al waren vóór de uitspraak, die de verzoeker om herziening niet kende en ook niet hoefde te kennen, én die mogelijk van invloed zouden zijn geweest op het oordeel in die uitspraak (zie onder meer de uitspraak van 31 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:383). 1.2. [verzoekster] heeft bij haar herzieningsverzoeken een grote hoeveelheid stukken ingediend, waaronder veel schermafbeeldingen van nieuwsberichten, LinkedIn-bijdragen en e-mailcorrespondentie. Omdat [verzoekster] de stukken niet of slechts van een korte toelichting heeft voorzien, zodat daaruit niet duidelijk wordt waarom de inhoud van die stukken tot herziening van de uitspraak zou moeten leiden, is haar op de zitting gevraagd om de stukken te ordenen en te onderbouwen welke stukken met inachtneming van de criteria voor herziening relevant zijn voor haar verzoek. Uit de toelichting van [verzoekster] ter zitting is gebleken dat zij het in de kern niet eens is met de uitspraak van 27 september 2023 en om die reden heeft geprobeerd opnieuw te onderbouwen dat en waarom de compensatie die zij in het kader van de hersteloperatie kinderopvangtoeslag heeft ontvangen, niet volstaat. Zoals ook ter zitting met [verzoekster] is besproken is het middel van de herziening niet bedoeld om een uitspraak waarmee iemand het niet eens is, nog eens aan de rechter voor te leggen. De Afdeling bepreekt hierna dan ook alleen de stukken waarvan [verzoekster] desgevraagd op de zitting heeft gezegd dat daaruit feiten en omstandigheden blijken die van vóór de uitspraak zijn, waar zij pas ná de uitspraak achter is gekomen en die tot een andere uitspraak hadden kunnen leiden als de Afdeling er op tijd van had geweten.
1.3. [verzoekster] heeft met nadruk erop gewezen dat er in de uitspraak van 27 september 2023 te weinig aandacht is besteed aan haar medische situatie en dat haar gezondheid door haar longziekte sinds de uitspraakdatum is verslechterd. Hierover stelt de Afdeling vast dat het feit dat de gezondheid van [verzoekster] verslechterde, is betrokken bij de uitspraak van 27 september 2023 (zie onder 19 en 19.1). Dat de gezondheid van [verzoekster] verder is verslechterd, is daarom niet aan te merken als een nieuw gebleken omstandigheid die voldoet aan de criteria van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
1.4. Verder heeft [verzoekster] gewezen op de schadestaatberekening van Stichting (Gelijk)waardig Herstel (hierna: SGH) van 19 december 2023. Daaruit blijkt volgens haar dat de compensatie die zij heeft ontvangen te laag is. Weliswaar ziet die berekening van schade op feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden voor de uitspraak van de Afdeling, maar dezelfde feiten en omstandigheden heeft de Afdeling betrokken bij haar oordeel in de uitspraak van 27 september 2023. Het gaat namelijk om de feiten en omstandigheden die ten grondslag liggen aan de door de Dienst Toeslagen vastgestelde compensatie. Dat SGH later op grond van die feiten en omstandigheden tot een andere berekening van de schade komt, kan niet tot herziening van de uitspraak van 27 september 2023 leiden, alleen al niet omdat de berekening van SGH van daarna is. Bovendien heeft de Dienst Toeslagen er terecht op gewezen dat het niet mogelijk is om na afronding van de procedure over de schaderoute van de Commissie Werkelijke Schade een nieuwe procedure te starten via de route van SGH.
1.5. Tot slot heeft [verzoekster] gewezen op het rapport Blind voor mens en recht van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening van 26 februari 2024. Dit rapport bevestigt de noodzaak van herstel voor de toeslagenaffaire. De inhoud van dit rapport bevat geen op [verzoekster] betrekking hebbende nieuwe feiten of omstandigheden die voldoen aan de criteria van artikel 8:119, eerste lid, van de Awb en waaruit zou kunnen volgen dat de compensatie in haar geval te laag zou zijn vastgesteld, zoals zij meent.
1.6. Over de stelling van [verzoekster] dat haar Burger Service Nummer (hierna: BSN) niet is gezuiverd, overweegt de Afdeling dat dit geen onderdeel is geweest van de besluitvorming van de Dienst Toeslagen die heeft geleid tot de uitspraak van 27 september 2023. Gelet hierop kan dit element niet worden betrokken bij de beoordeling van de herzieningsverzoeken. De Dienst Toeslagen heeft overigens op de zitting toegelicht dat zij het verzoek van [verzoekster] om haar BSN te zuiveren heeft opgevat als een verzoek op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en dat dit verzoek in een zelfstandige procedure wordt behandeld, die zich inmiddels in de bezwaarfase bevindt.
2. De verzoeken om herziening worden afgewezen.
3. De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024
284-1067