202200426/1/R3.
Datum uitspraak: 4 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:
1. Erfgoedvereniging Bond Heemschut, vereniging tot bescherming en instandhouding van cultureel erfgoed in Nederland, gevestigd te Amsterdam (hierna: Erfgoedvereniging Heemschut),
2. Stichting Erfgoed Hengelo (ST.E.H.) en Vereniging van Eigenaren Appartementencomplex "Paladijn", gevestigd te Hengelo, (hierna: Stichting Erfgoed Hengelo en andere),
3. Stichting 't Neutje, gevestigd te Hengelo,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Hengelo,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein-Bornsestraat" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben Erfgoedvereniging Heemschut, Stichting Erfgoed Hengelo en andere en Stichting 't Neutje beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[partij] en Stichting Erfgoed Hengelo en andere hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting van 25 juni 2024 behandeld, waar Erfgoedvereniging Heemschut, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en Stichting 't Neutje, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], en de raad, vertegenwoordigd door R. Jacobs, zijn verschenen. Voorts is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde C], bijgestaan door mr. M.H. Blokvoort, advocaat te Deventer, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 21 april 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Het bestemmingsplan ziet op een deel van het voormalige Heemafterrein in Hengelo. Het plan maakt een woontoren mogelijk met maximaal 72 wooneenheden en een maximale bouwhoogte van 40 m ten zuiden en oosten van de Oude Algemene Begraafplaats met poortgebouw gelegen aan de Bornsestraat. Daarnaast maakt het plan 22 grondgebonden woningen mogelijk op de gronden gelegen tussen de Bornsestraat en de vijver met de contour van het voormalige "Huys Hengelo", een gemeentelijk monument.
Stichting ’t Neutje, Erfgoedvereniging Heemschut en Stichting Erfgoed Hengelo en andere vrezen dat die ontwikkelingen de cultuurhistorische waarden rondom het plangebied zullen aantasten. Het plangebied wordt namelijk omringd door meerdere historische monumenten. zoals de rijksmonumenten het poortgebouw, de Oude Algemene Begraafplaats en de Locomotief, een voormalig kantoorgebouw van de Heemaffabriek, het gemeentelijke monument "Heim" en de restanten van het gemeentelijk monument "Huys Hengelo".
Stichting ’t Neutje, Erfgoedvereniging Heemschut en Stichting Erfgoed Hengelo en andere zijn het daarom niet eens met de voorgestelde ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt en hebben beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid
Procesbelang
3. [partij] voert aan dat Stichting ’t Neutje, Erfgoedvereniging Heemschut en Stichting Erfgoed Hengelo en andere geen procesbelang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Volgens [partij] is er voor de bouw van de woontoren al een omgevingsvergunning op grond van het geldende bestemmingsplan verleend, die bij de Afdeling ter beoordeling ligt. Daarbij voert [partij] aan dat als dit bestemmingsplan wordt vernietigd, het geldende bestemmingsplan van kracht blijft en dat dat plan meer mogelijk maakt dan het nieuwe bestemmingsplan.
3.1. Procesbelang is het belang dat een appellant heeft bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat de appellant voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor de appellant van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft de appellant die opkomt tegen een besluit, procesbelang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.
De Afdeling volgt [partij] niet in het standpunt dat Stichting ’t Neutje, Erfgoedvereniging Heemschut en Stichting Erfgoed Hengelo en andere geen procesbelang bij de beoordeling van het beroep hebben. De verleende omgevingsvergunning is nog niet in rechte onaantastbaar. Bovendien leent een bestemmingsplan zich voor herhaalde toepassing. Daarnaast is het bestemmingsplan op meerdere punten anders dan het geldende bestemmingsplan, waardoor Stichting ’t Neutje, Erfgoedvereniging Heemschut en Stichting Erfgoed Hengelo en andere, naar het oordeel van de Afdeling, belang hebben bij een oordeel hierover.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beroepsgronden
Goede procesorde
5. Stichting Erfgoed Hengelo en andere betogen dat sprake is van ongeoorloofde staatssteun, omdat het college voor elke beoogde woning een subsidie verleent aan [partij].
5.1. Behalve in geschillen waarin de wet het niet toestaat, kunnen ook na afloop van de beroepstermijn en, als die termijn is gegeven, na de termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb, nieuwe gronden worden ingediend. Deze mogelijkheid wordt begrensd door de goede procesorde. De goede procesorde laat het indienen van een nieuwe beroepsgrond niet toe als andere partijen onvoldoende op die beroepsgrond kunnen reageren of de goede voortgang van de procedure daardoor op andere wijze wordt belemmerd.
5.2. Stichting Erfgoed Hengelo en andere hebben deze beroepsgrond voor het eerst naar voren gebracht in het nadere stuk dat op 18 juni 2024, en daarmee minder dan tien dagen voor de zitting, door de Afdeling is ontvangen. Naar het oordeel van de Afdeling is deze beroepsgrond zo laat ingediend, dat de raad en [partij], daarop niet adequaat hebben kunnen reageren. Daarbij is niet gebleken dat deze beroepsgrond niet eerder naar voren gebracht kon worden. De Afdeling zal deze beroepsgrond daarom niet inhoudelijk bespreken.
Cultuurhistorische waarden
6. Stichting ’t Neutje, Erfgoedvereniging Heemschut en Stichting Erfgoed Hengelo en andere betogen dat bij de voorbereiding van het plan onvoldoende aandacht is besteed aan de cultuurhistorische waarden van de monumenten in de omgeving van het plangebied.
Volgens hen is niet aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) voldaan, omdat niet is beschreven op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden en hoe de ontwikkeling zich verhoudt tot het aangrenzende gebied. Daarnaast is niet voldaan aan artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bro, omdat niet kenbaar is gemaakt op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de Erfgoedcommissie van de gemeente Hengelo. Ook is het advies in de reactie op de voorgenomen plannen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (hierna: de RCE) van 6 april 2021 niet gevolgd.
6.1. Artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro luidt:
"Het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan pleegt daarbij overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing."
Artikel 3.1.6 luidt:
"1. Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting, waarin zijn neergelegd:
[…];
c. de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 bedoelde overleg;
[…].
5. Voor zover bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer wordt opgesteld, waarin de hierna volgende onderdelen zijn beschreven, worden in de toelichting ten minste neergelegd:
a. een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden;
b. voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied;
[…]."
6.2. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat in paragraaf 5.3 van de plantoelichting voldoende aandacht is besteed aan de cultuurhistorische waarden. De raad stelt daarbij voorop dat in het plangebied zelf geen cultuurhistorische en archeologische waarden zijn, wat ook in die paragraaf is beschreven. In zoverre voldoet de plantoelichting aan artikel 3.1.6, vijfde lid, onder a, van het Bro. Verder stelt de raad dat er zeven verschillende invullingen van het plangebied zijn onderzocht in de massastudie van KOW Architecten van 29 mei 2020 (hierna: de massastudie) en dat daaruit blijkt dat er rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden in en rond het plangebied.
Wat betreft artikel 3.1.6, eerste lid, onder c, van het Bro stelt de raad dat er in de voorfase van de ontwerpversie van het plan vooroverleg met de erfgoedcommissie heeft plaatsgevonden, waarbij tevens een vertegenwoordiger van de RCE aanwezig was. Vanuit dit vooroverleg is toen een advies opgesteld door de erfgoedcommissie dat is gedeeld met de gemeente. Ook stelt de raad dat hij als uitgangspunt heeft genomen dat het bestemmingsplan een verbetering is ten opzichte van het geldende bestemmingsplan.
6.3. Over het betoog dat sprake is van strijd met artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Bro, overweegt de Afdeling het volgende. In de paragrafen 5.3.4 en 5.3.5 van de plantoelichting wordt ingegaan op de aanwezigheid van cultuurhistorische waarden in en rondom het plangebied. Daaruit blijkt dat zich in het plangebied geen cultuurhistorische waarden bevinden. Dit is niet betwist. Nu er zich in het plangebied geen cultuurhistorische waarden bevinden, ziet de Afdeling alleen al om die reden geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van strijd met artikel 3.1.6, vijfde lid, onder a en b, van het Bro.
Het betoog slaagt in zoverre niet.
6.4. Wat betreft het betoog van Stichting ’t Neutje, Erfgoedvereniging Heemschut en Stichting Erfgoed Hengelo en andere, dat de raad ten onrechte niet de adviezen van de gemeentelijke erfgoedcommissie en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed heeft overgenomen, overweegt de Afdeling het volgende.
Artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder c, in samenhang gelezen met artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro vereist dat de raad de uitkomst van de overleggen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn, in de plantoelichting opneemt. Nu de gemeentelijke erfgoedcommissie niet een van de partijen is waar op grond van artikel 3.1.1, eerste lid, van het Bro vooroverleg mee moet worden gevoerd, is artikel 3.1.6, eerste lid, onder c, van het Bro niet van toepassing op het advies van die commissie. De RCE is daarentegen wel een van die partijen. Aangezien de raad heeft nagelaten om de uitkomst van het advies van en het overleg met de RCE op te nemen in de plantoelichting, is er sprake van strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, aanhef en onder c, van het Bro.
Bovendien is hierdoor ook onvoldoende duidelijk of, en zo ja, op welke wijze de adviezen van de RCE, waaronder het advies om te motiveren op welke wijze er bij dit plan rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden van de twee rijksmonumenten en de twee gemeentelijke monumenten in de omgeving van het plangebied, in de besluitvorming zijn betrokken. Zo blijkt uit de plantoelichting of andere stukken niet op welke wijze de gevolgen voor die cultuurhistorische waarden zijn onderzocht en op welke manier die gevolgen betrokken en afgewogen zijn bij de vaststelling van het plan.
Het betoog slaagt.
Strijd met beleid en voorbereidingsbesluit
7. Stichting ’t Neutje en Stichting Erfgoed Hengelo en andere betogen dat het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid en het voorbereidingsbesluit van 23 april 2020.
Over de strijd met het gemeentelijk beleid voeren zij aan dat de "Woonvisie Hengelo 2016-2026" (hierna: de Woonvisie), waar het "Woningbouwprogramma 2020-2029" en de "Woonagenda Hengelo 2021-2030" deel van uitmaken, maximaal 50 woningen op deze locatie mogelijk maakt. Door meer dan 50 woningen in het plangebied mogelijk te maken, namelijk 94 woningen, handelt de raad in strijd met dit beleid.
Daarnaast voeren zij aan dat het aantal woningen dat het plan toestaat ook leidt tot strijd met het voorbereidingsbesluit van 23 april 2020, waarin staat dat maximaal 50 woningen in het plangebied zijn toegestaan. Nu er met het plan meer dan 50 woningen mogelijk worden gemaakt, handelt de raad in strijd met het voorbereidingsbesluit.
7.1. De raad stelt dat het plan past binnen het gemeentelijke beleid. De Woonvisie is destijds opgesteld met als doel overbebouwing tegen te gaan vanwege het overschot aan woningen in Hengelo indertijd. Vervolgens is vanwege de woningnood door de provincie aan het eind van 2020 de ambitie uitgesproken om meer woningen mogelijk te maken. Daarvoor is ruimte in het woonbeleid gemaakt.
7.2. Daargelaten of het besluit in overeenstemming is met het voorbereidingsbesluit van 23 april 2020, overweegt de Afdeling dat het besluit niet in overeenstemming is met de Woonvisie. De Woonvisie bestaat uit vier delen, waaronder het Woningbouwprogramma 2023-2032 (hierna: het Woningbouwprogramma). In het Woningbouwprogramma is voor verschillende locaties aangegeven voor welk aantal woningen er ruimte is gereserveerd. Het Woningbouwprogramma biedt dus inzicht in de plannen voor nieuwbouwwoningen die in de gemeente gerealiseerd gaan worden. Zoals op de zitting is vastgesteld, zijn de 94 woningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt niet in het Woningbouwprogramma, en dus ook niet in de Woonvisie, opgenomen. De Afdeling is daarom van oordeel dat het besluit in strijd met de Woonvisie is vastgesteld.
Het betoog slaagt.
Alternatief
8. Stichting ’t Neutje en Stichting Erfgoed Hengelo en andere betogen dat de raad het door de Vereniging Gemeenschappelijk Onderhoud aangedragen alternatief had moeten betrekken in de besluitvorming. Het voorgestelde alternatief betrof een omwisseling van de voorgestelde hoogbouw met de in het bestemmingsplan voorgestelde grondgebonden woningen langs de Bornsestraat. Volgens Stichting ’t Neutje en Stichting Erfgoed Hengelo en andere is dit alternatief beter passend in de omgeving en doet dit minder afbreuk aan de cultuurhistorische waarden rondom het gebied dan met dit bestemmingsplan het geval is. De raad heeft dit alternatief ten onrechte niet meegenomen bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
8.1. De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.
8.2. De raad heeft toegelicht dat hoogbouw langs de Bornsestraat noch vanuit bestaande bebouwing, noch vanuit stedenbouwkundige structuren een logisch alternatief is. De enige reden om hoogbouw aan het lint van de Bornsestraat te willen plaatsen, is om daarmee de hoogbouw achterin de hoek bij de begraafplaats te voorkomen. De aangedragen argumentatie in relatie tot erfgoed wordt door de raad niet herkend. Mogelijke verbeteringen voor de begraafplaats leiden immers tot verslechteringen voor alle andere monumenten. In de Nota beantwoording zienswijzen is verder toegelicht dat een verplaatsing van de hoogbouw richting de Bornsestraat vooraf onderzocht is, maar niet haalbaar is gebleken. Een dergelijke verplaatsing zou betekenen dat een verwijzing naar de voormalige fabrieksbebouwing niet langer mogelijk is, omdat de bouwhoogte en bebouwingsvorm dan in grote mate afwijken. Ook is hoogbouw langs de Bornsestraat vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet optimaal, omdat de lintbebouwing dan te veel gaten krijgt, tenzij er een lange wand met hoogbouw komt. In dat geval is een alzijdige bebouwing niet langer haalbaar en ontstaan er problemen met de redelijke eisen van welstand. Gelet op deze omstandigheden is het volgens de raad niet haalbaar om de hoogbouw te verplaatsen naar de Bornsestraat. De uitgewerkte variant leidt daarom tot de meest optimale situatie voor het gehele plangebied inclusief de directe omgeving.
Gelet op deze toelichting is de Afdeling van oordeel dat de raad toereikend heeft gemotiveerd waarom er niet voor het aangedragen alternatief is gekozen.
Het betoog slaagt niet.
Ruimtelijke gevolgen
Parkeren
9. Stichting ’t Neutje en Stichting Erfgoed Hengelo en andere betogen dat het plan leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk in de omgeving, waaronder bij de Oude Algemene Begraafplaats. Zij voeren aan dat er bij de berekening van de parkeerbehoefte ten onrechte een parkeernorm van 1,3 parkeerplaats per woning, waarbij de norm van 1,0 voor bewoners is en 0,3 voor bezoekers, is gehanteerd. Op grond van bijlage 3 van de "Nota Autoparkeren Hengelo 2008 - 2012" (hierna: de Nota Autoparkeren) geldt er voor deze locatie namelijk een parkeernorm 1,5 of 1,6.
Nu er zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte onvoldoende parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd om in de parkeerbehoefte te voorzien, vrezen zij dat de parkeerplaatsen bij de Oude Algemene Begraafplaats een deel van de nieuw ontstane parkeerbehoefte zal moeten opvangen terwijl daar al een tekort aan parkeerplaatsen is. Deze gebruiksintensivering zal volgens Stichting ’t Neutje en Stichting Erfgoed Hengelo en andere ook ten koste gaan van de sfeer van grafrust en piëteit die betaamt op een monumentale begraafplaats. Bovendien leidt het volgens Stichting Erfgoed Hengelo en andere tot parkeeroverlast voor de bewoners van het appartementencomplex "de Paladijn".
9.1. De Afdeling stelt vast dat de door de raad gehanteerde norm van 1,3 parkeerplaats per woning niet in overeenstemming is met parkeernormen van de Nota Autoparkeren. Zoals Erfgoedvereniging Heemschut en Stichting Erfgoed Hengelo en andere terecht betogen dient er volgens de Nota Autoparkeren voor het plangebied een norm van 1,5 of 1,6 parkeerplaats per woning te worden gehanteerd. Dat het de bedoeling is geweest om van de norm van de Nota Autoparkeren af te wijken, zoals de raad op de zitting heeft gesteld, blijkt niet uit de plantoelichting of andere stukken. Bovendien dient de raad een dergelijke afwijking te motiveren. Dit heeft de raad echter niet gedaan. De Afdeling is daarom van oordeel dat het besluit in strijd is met de Nota Autoparkeren.
Het betoog slaagt.
Schaduwwerking
10. Stichting ’t Neutje en Stichting Erfgoed Hengelo en andere betogen dat het plan zorgt voor onaanvaardbare schaduwwerking. Zij voeren aan dat het bezonningsonderzoek dat door de initiatiefnemer is uitgevoerd niet toereikend is. Stichting Erfgoed Hengelo en andere voeren daarnaast aan dat de schaduwwerking een nadelige invloed zal hebben voor de woningen van het appartementencomplex "de Paladijn" en dat hier onvoldoende onderzoek naar is gedaan.
10.1. De Afdeling overweegt dat voor de bezonning van woningen geen wettelijke normen bestaan. Dat neemt niet weg dat in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan een afweging dient plaats te vinden van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen. De Afdeling stelt vast dat het bezonningsonderzoek dat als bijlage bij de Nota beantwoording zienswijzen is gevoegd enkel bestaat uit zogenaamde schaduwdiagrammen waarop de bezonningssituatie van de maximale planologische mogelijkheden van het vorige bestemmingsplan en de bezonningssituatie van de beoogde ontwikkeling zijn weergegeven. De raad heeft aan de hand van deze schaduwdiagrammen een vergelijking gemaakt tussen de beoogde bebouwing en de maximale mogelijkheden van het vorige bestemmingsplan en zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een verslechtering.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad hiermee onvoldoende gemotiveerd waarom het plan niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de bezonningssituatie in de omgeving, waaronder de bezonningssituatie van de bewoners van "de Paladijn". Daarbij acht de Afdeling van belang dat niet inzichtelijk is gemaakt waarom de beoogde bebouwing volgens de raad niet leidt tot een onaanvaardbare aantasting van de bezonningssituatie en hoe de betrokken belangen daarbij zijn afgewogen. De gestelde omstandigheid dat de beoogde bebouwing leidt tot een vergelijkbare of minder grote aantasting van de bezonningssituatie dan het vorige bestemmingsplan, betekent op zichzelf namelijk niet dat die aantasting ook aanvaardbaar is.
Het betoog slaagt.
Privacy en uitzicht
11. Stichting Erfgoed Hengelo en andere betogen dat de toevoeging van de woontoren het uitzicht en de privacy voor de bewoners van het appartementencomplex "de Paladijn" en de bewoners aan de Dorset zal aantasten.
11.1. De Afdeling overweegt dat in het algemeen aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels voor gronden vaststellen. Hieruit volgt dat omwonenden geen aanspraak kunnen maken op een blijvend vrij uitzicht vanuit de woning. De afstand tussen "de Paladijn" en de woontoren is ongeveer 70 m. De afstand tussen de woningen aan de Dorset en "de Paladijn" is nog groter. Gelet op de situering van de woontoren en de toegestane bouwhoogte van 40 m is het aannemelijk dat het plan enig gevolg zal hebben voor het uitzicht en de privacy van de omwonenden. Deze gevolgen zijn naar het oordeel van de Afdeling echter niet zo groot dat de raad daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Daarvoor is van belang dat de afstand tussen "de Paladijn" en de woningen aan de Dorset en de woontoren relatief groot is en dat de bouwhoogte van de woontoren niet ongebruikelijk is in een stedelijke omgeving. De Afdeling ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat de gevolgen voor het uitzicht en de privacy van de bewoners van "de Paladijn" en de Dorset zodanig zijn dat de raad dit plan redelijkerwijs niet heeft kunnen vaststellen.
Het betoog slaagt niet.
Overige gronden
12. De overige beroepsgronden van Stichting ’t Neutje en Stichting Erfgoed Hengelo en andere over de toename van de verkeersbewegingen, het windklimaat, de geohydrologische gevolgen voor de Oude Algemene Begraafplaats, de aantasting van de beleving van de Oude Algemene Begraafplaats en de strijd met de Erfgoedwet geven geen aanleiding voor de conclusie dat het plan verder nog gebreken bevat.
Conclusie
Bestuurlijke lus
13. Gelet op wat de Afdeling onder 6.4, 7.2, 9.1 en 10.1 heeft overwogen, is het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
14. De Afdeling ziet aanleiding om de raad op grond van artikel 8:51d van de Awb in de gelegenheid te stellen om de gebreken te herstellen. Met het oog op een spoedige beslechting van het geschil zal de Afdeling de raad opdragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak alsnog:
- met inachtneming van wat is overwogen onder 6.4, de uitkomst van het overleg met en het advies van de RCE, op te nemen in de plantoelichting, en daarbij nader in te gaan op het advies van de RCE, zoals omschreven in overweging 6.4, over de gevolgen voor de cultuurhistorische waarden in de omgeving;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 7.2, te motiveren waarom het plan past binnen de Woonvisie dan wel waarom in dit geval daarvan kan worden afgeweken, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 9.1, de parkeerbehoefte aan de hand van de Nota Autoparkeren te berekenen dan wel af te wijken van de Nota Autoparkeren en die afwijking te motiveren, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen;
- met inachtneming van wat is overwogen onder 10.1, de aantasting van de bezonningssituatie als gevolg van de beoogde bebouwing te onderzoeken en, indien de raad zich op het standpunt stelt dat er geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting, te motiveren waarom er geen sprake is van een onaanvaardbare aantasting van de bezonningssituatie, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen;
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Afdeling 3.4 van de Awb hoeft bij de voorbereiding van een gewijzigd of nieuw besluit niet opnieuw te worden toegepast.
Proceskosten en griffierecht
15. In de einduitspraak wordt beslist over de vergoeding van de proceskosten en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
draagt de raad van de gemeente Hengelo op:
- om binnen 26 weken na verzending van deze tussenuitspraak met inachtneming van rechtsoverweging 14 de daar omgeschreven gebreken in het besluit van 24 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Vooroorlogse Wijken omgeving Heemafterrein-Bornsestraat" te herstellen, dan wel een gewijzigd of nieuw besluit te nemen, en
- de Afdeling en de andere partijen de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.H. van Breda en mr. J.J.W.P. van Gastel, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzitter
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 december 2024
884-1057