ECLI:NL:RVS:2024:498
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat het recht op bescherming op 4 september 2023 zou eindigen. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, die tijdelijke bescherming biedt aan bepaalde groepen vreemdelingen. De vreemdeling had eerder een beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die dit beroep ongegrond verklaarde op 1 december 2023. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.J.P. Cats, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 8 februari 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd gesteld dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd. De Afdeling oordeelde dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024, en dat het aan de staatssecretaris is om te bepalen hoe dit aan de vreemdeling wordt meegedeeld.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van de vreemdeling werd gegrond verklaard en het besluit van 23 augustus 2023 werd vernietigd. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.625,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.