ECLI:NL:RVS:2024:4970

Raad van State

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
202306034/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen last onder dwangsom voor omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], eigenaar van een woning in Den Haag, tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Op 2 december 2021 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan [appellant] voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten zonder vergunning en voor overbewoning van de woning. [appellant] heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Op 20 april 2022 heeft het college de dwangsom van € 7.000,00 ingevorderd, omdat na hercontrole op 24 maart 2022 bleek dat de situatie niet was opgelost. [appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen deze invordering, maar het college heeft dit bezwaar op 24 oktober 2022 ongegrond verklaard.

Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 augustus 2023, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 24 oktober 2022 ongegrond is verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 november 2024 de mondelinge uitspraak gedaan. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, grotendeels een herhaling zijn van de gronden die eerder in beroep zijn aangevoerd. De rechtbank heeft gemotiveerd op deze gronden ingegaan en [appellant] heeft geen nieuwe redenen aangevoerd die de beoordeling van de rechtbank onjuist of onvolledig zouden maken.

De Afdeling voegt toe dat [appellant] niet de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van haar mocht worden gevergd om de overtreding te voorkomen. Gezien de voorgeschiedenis had [appellant] zich actief moeten inspannen om het aantal bewoners in de woning binnen het toegestane aantal te houden. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202306034/1/A2.
Datum uitspraak: 21 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in Den Haag,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 augustus 2023 in zaak nr. 22/7747 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Openbare zitting gehouden op 21 november 2024 om 10:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad: mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer
Griffier: mr. O. van Loon
Jurist: mr. A. Wolda
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door mr. S. van der Eijk;
het college, vertegenwoordigd door mr. T.M.T. Konings en mr. R.D. Fehrmann.
====================================
[appellant] is eigenaar van een woning aan de [locatie] in Den Haag. Op 2 december 2021 heeft het college haar een last onder dwangsom opgelegd voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimten zonder vergunning en overbewoning van de woning. Tegen dit besluit heeft [appellant] geen bezwaar gemaakt.
Op 20 april 2022 heeft het college de dwangsom van € 7.000,00 ingevorderd, omdat na hercontrole op 24 maart 2022 bleek dat de situatie niet opgelost was of opgelost was gehouden. Tegen dit besluit heeft [appellant] bezwaar gemaakt. Het college heeft dit op 24 oktober 2022 ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 augustus 2023, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 24 oktober 2022 ongegrond is verklaard.
Beslissing
De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Gronden
Wat [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, is zo goed als een herhaling van de gronden die zij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom die beoordeling onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de 4. tot en met 7. opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daar nog aan toe dat [appellant] niet de zorg heeft betracht die redelijkerwijs van haar mocht worden gevergd met het oog op het voorkomen van de overtreding. Gelet op de voorgeschiedenis had zij zich actief moeten inspannen om het aantal bewoners in de woning binnen het toegestane aantal te houden.
Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
284-1112