ECLI:NL:RVS:2024:4964
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 2 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 11 december 2023 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 1 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen geconstateerd dat de vreemdeling recht heeft op opvang en verstrekkingen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft eerder, op 29 november 2024, al een ordemaatregel getroffen die de beëindiging van verstrekkingen en opvang op die dag tegenhield. In de huidige uitspraak heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan in het hoger beroep. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien deze al eerder zijn toegewezen in de ordemaatregel.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 december 2024, waarbij mr. A. Kuijer als voorzieningenrechter en mr. T.W.A. Weber als griffier aanwezig waren.