ECLI:NL:RVS:2024:4964

Raad van State

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
202407176/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 2 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 11 december 2023 door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 1 november 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen geconstateerd dat de vreemdeling recht heeft op opvang en verstrekkingen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft eerder, op 29 november 2024, al een ordemaatregel getroffen die de beëindiging van verstrekkingen en opvang op die dag tegenhield. In de huidige uitspraak heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan in het hoger beroep. De minister is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden, aangezien deze al eerder zijn toegewezen in de ordemaatregel.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 2 december 2024, waarbij mr. A. Kuijer als voorzieningenrechter en mr. T.W.A. Weber als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202407176/3/V3.
Datum uitspraak: 2 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 1 november 2024 in zaak nr. NL24.280 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 11 december 2023 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 1 november 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 29 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4926, heeft de voorzieningenrechter bij ordemaatregel bepaald dat de voorgenomen beëindiging van verstrekkingen en opvang op die dag achterwege blijft.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de minister namelijk al bij het treffen van de genoemde ordemaatregel tot vergoeding van de proceskosten van het verzoek veroordeeld.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt
uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2024
846-1073