ECLI:NL:RVS:2024:4947

Raad van State

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
202404255/3/A2, 202405023/4/A2, 202402624/5/A2 en 202404251/4/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om wraking van staatsraden in bestuursrechtelijke procedure

Op 26 november 2024 vond een zitting plaats in de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin het verzoek om wraking van de staatsraden Meijer, Van Gastel en Besselink werd behandeld. De verzoeker, die tijdens de zitting herhaaldelijk in de rede viel en zich ongepast uitliet, had geen wrakingsgronden gepresenteerd, ondanks dat hij drie keer de gelegenheid had gekregen om dit te doen. De voorzitter, staatsraad mr. C.H.M. van Altena, en de leden, staatsraad mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en staatsraad mr. J. van Breda, waren belast met de behandeling van het verzoek. De voorzitter merkte op dat het wrakingsverzoek niet verder in behandeling werd genomen wegens misbruik van het wrakingsmiddel. De verzoeker bleef echter volhouden dat hij legitieme redenen had voor zijn wraking, maar kon deze niet onderbouwen. De zitting werd meerdere keren geschorst vanwege de onrust die de verzoeker veroorzaakte. Uiteindelijk werd het verzoek om wraking afgewezen, met de motivering dat de verzoeker geen gronden had gepresenteerd en dat hij niet had gereageerd op de vragen van de voorzitter. De voorzitter benadrukte dat de verzoeker geen gebruik had gemaakt van de geboden mogelijkheden om zijn gronden voor te dragen, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek.

Uitspraak

PROCES-VERBAAL van de zitting van de Afdeling bestuursrechtspraak van 26 november 2024 in zaak nrs. 202404255/3/A2, 202405023/4/A2, 202402624/5/A2 en 202404251/4/A2 waarin is behandeld het door [verzoeker] ingediende verzoek om wraking van staatsraden mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. J.J.W.P. van Gastel en mr. H.J.M. Besselink, leden, belast met de behandeling van de verzoeken om wraking in zaak nrs. 202404255/2/A2, 202405023/3/A2, 202402624/4/A2 en 202404251/3/A2, alsmede
PROCES-VERBAAL van de mondelinge beslissing op dat verzoek.
Het verzoek om wraking van de staatsraden Meijer, Van Gastel en Besselink wordt afgewezen, omdat er door [verzoeker] geen wrakingsgronden zijn voorgedragen, terwijl [verzoeker] op de zitting drie keer in de gelegenheid is gesteld om die gronden voor te dragen.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.H.M. van Altena, voorzitter,
Staatsraad mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid,
Staatsraad mr. J. van Breda, lid,
griffier: mr. W.M. Boer.
Verschenen:
[verzoeker].
De voorzitter verzoekt de heer [verzoeker] te gaan zitten en deelt mede dat de zitting wordt hervat.
[verzoeker] onderbreekt de voorzitter en zegt dat geen sprake is van een hervatting van de zitting, maar van een nieuwe zitting. Dit brengt volgens hem veel verwarring. Hij vraagt de voorzitter haar woorden te corrigeren.
De voorzitter zegt dat als [verzoeker] daaraan hecht er een aparte zitting van wordt gemaakt en wil met de behandeling van het verzoek beginnen.
[verzoeker] valt de voorzitter meteen weer in de rede en uit zijn boosheid over de mededeling van de voorzitter dat de zitting wordt hervat. Hij verheft daarbij zijn stem en zegt: "what the fuck is dit?" Hij staat op. [verzoeker] blijft zichzelf herhalen en laat zijn woordenstroom niet onderbreken. De voorzitter probeert de behandeling van de zaak te beginnen maar [verzoeker] roept daar doorheen. Hij verzoekt om wraking.
De voorzitter vraagt hem zijn mond te houden.
[verzoeker] roept dat de voorzitter geen poot heeft om op te staan. Hij zegt dat hij schreeuwt omdat zij hem heeft gevraagd om zijn mond te houden; hij is geen kind meer. Hij verzoekt om wraking.
De voorzitter vraagt hem om te blijven zitten. [verzoeker] gaat weer zitten.
De voorzitter zegt dat de zetel vooraf rekening heeft gehouden met de mogelijkheid van een nieuw wrakingsverzoek op de zitting en dat dit nieuwe verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen wegens misbruik van het wrakingsmiddel.
[verzoeker] zegt: "Val dood. Dat moet u doen. Val the fuck dood. U moet doodvallen".
De voorzitter herhaalt dat het wrakingsverzoek niet verder in behandeling wordt genomen. De voorzitter vraagt naar de gronden van het verzoek om wraking van de staatsraden Meijer, Van Gastel en Besselink, maar [verzoeker] blijft door de woorden van de voorzitter heen praten en blijft zijn grieven over de gang van zaken alsmaar herhalen. De voorzitter vraagt [verzoeker] andermaal naar de gronden van het verzoek om wraking van de staatsraden Meijer, Van Gastel en Besselink.
De voorzitter vraagt aan [verzoeker] of hij nog kan luisteren.
[verzoeker] zegt dat hij legitieme redenen heeft om de wraking te verzoeken. Hij voegt daaraan toe dat de voorzitter hem heeft gezegd dat hij zijn mond moet houden. Ook daarom dient hij een wrakingsverzoek in.
De voorzitter reageert dat deze verzoeken om wraking misbruik van het wrakingsmiddel zijn en dat deze daarom niet aan een nieuwe wrakingskamer worden voorgelegd.
[verzoeker] vraagt of dit is gepland en zegt dat de voorzitter onbeschoft tegen hem is. Hij zegt dat hij aan het opnemen is.
Hij herhaalt dat hij legitieme redenen heeft om opheldering te vragen over de hervatting van de zitting. Dit is een nieuwe zaak. De voorzitter heeft hem gezegd zijn mond te houden en zo mag zij hem niet behandelen.
De voorzitter zegt dat [verzoeker] in herhaling valt.
[verzoeker] zegt dat hij een legitieme wrakingsgrond had en dat die is onderkend door de voorzitter.
De voorzitter vraagt [verzoeker] nog een keer naar de gronden van zijn verzoek om wraking van de staatsraden Meijer, Van Gastel en Besselink.
[verzoeker] geeft geen antwoord, maar zegt dat hij respect eist. Het is een patroon. Er gebeurt altijd iets wat niet klopt. Hij vraagt om opheldering en moet vervolgens zijn mond houden. Hij voegt daaraan toe dat thuis de ongewenste mislukkelingen hun mond moeten houden.
Het oudste lid probeert uit te leggen waarom de zitting formeel is hervat.
[verzoeker] herhaalt dat sprake is van een nieuwe procedure. Het is geen heropening en het is niet dezelfde zitting. Het is niet dezelfde procedure.
De voorzitter zegt dat de zitting 5 minuten wordt geschorst.
[verzoeker] herhaalt dat hij een legitiem punt had en dat de voorzitter tegen hem heeft gezegd dat hij zijn mond moet houden.
De voorzitter zegt dat zij er niet tussen komt bij [verzoeker] en dat zij hem dus wel moet vragen om te luisteren.
[verzoeker] zegt dat hij toen nog niet aan het schreeuwen was.
[verzoeker] vraagt de naam van de voorzitter en herhaalt de vraag.
De voorzitter stelt voor om vijf minuten te schorsen zodat [verzoeker] even tot zichzelf kan komen en het verzoek kan worden behandeld.
[verzoeker] zegt dat hij niet accepteert dat hij wordt gemaand om zijn mond te houden. Hij roept: "Fuck you".
De voorzitter zegt dat het niet zinvol is het onderzoek voor te zetten, dat de zetel zich terugtrekt in raadkamer en dat daarna mondeling uitspraak wordt gedaan op het verzoek om wraking van de staatsraden Meijer, Van Gastel en Besselink.
De voorzitter zegt dat zij [verzoeker] drie keer naar de gronden van dat verzoek heeft gevraagd en dat daarop geen reactie is gekomen.
De voorzitter schorst de zitting.
De zitting wordt hervat.
[verzoeker] komt de zittingszaal binnen en roept meteen dat ze thuis hun mond moeten houden en hij niet hier. Hij zwaait met zijn telefoon en zegt dat hij gaat opnemen.
De voorzitter zegt dat de wrakingskamer tot een beslissing is gekomen.
[verzoeker] onderbreekt de voorzitter en zegt dat dit niet kan omdat hij net een wrakingsverzoek heeft gedaan.
De voorzitter deelt als beslissing van de wrakingskamer mede:
-         Het verzoek om wraking van de staatsraden Meijer, Van Gastel en Besselink wordt afgewezen.
-         Als motivering deelt de voorzitter mede dat er door [verzoeker] geen wrakingsgronden zijn voorgedragen, terwijl [verzoeker] op de zitting drie keer in de gelegenheid is gesteld om die gronden voor te dragen.
[verzoeker] roept vragend wanneer hij in de gelegenheid is gesteld om de gronden voor te dragen.
De voorzitter herhaalt de motivering en dat [verzoeker] geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheden om de gronden voor te dragen. Ook heeft [verzoeker] geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van een korte schorsing.
[verzoeker] valt in de rede met de woorden: "Kanker op en val dood! Kanker op en val dood! U bent een vuile hoer, dat zei ik!"
De voorzitter schorst de zitting.
w.g. Van Altena
voorzitter
w.g. Boer
griffier