ECLI:NL:RVS:2024:4927
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Frankrijk
Op 28 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 17 september 2024 niet in behandeling was genomen. De rechtbank Den Haag had op 25 november 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat zijn voorgenomen overdracht aan Frankrijk op 29 november 2024 niet zou plaatsvinden totdat er een beslissing was genomen in het hoger beroep, en dat hij opvang en verstrekkingen zou ontvangen.
De voorzieningenrechter overwoog dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel was dat het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. De voorzieningenrechter weegt de belangen van zowel de minister als de vreemdeling mee in zijn beslissing. De verantwoordelijkheid van Frankrijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming was vastgesteld op basis van de Dublinverordening, en de termijn voor overdracht verstrijkt op 29 november 2024. De voorzieningenrechter concludeerde dat de overdracht aan Frankrijk geen onomkeerbare gevolgen zou hebben, en dat, mocht Nederland uiteindelijk verantwoordelijk blijken te zijn, de vreemdeling vanuit Frankrijk teruggeleid kan worden naar Nederland. Daarom werd het verzoek van de vreemdeling afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.