ECLI:NL:RVS:2024:4801

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
202406368/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor vreemdeling in opvangvoorziening voor minderjarigen na afwijzing door COa

Op 22 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die verzocht om overplaatsing naar een opvangvoorziening voor minderjarigen. Dit verzoek was eerder door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) afgewezen op 26 juli 2024. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 3 oktober 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.A. Blaas, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, waarvoor de huidige procedure zich niet goed leent. Daarom is besloten om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het COa de vreemdeling binnen vier weken in een opvangvoorziening voor minderjarigen moet plaatsen, in plaats van de verzochte termijn van twee weken. Tevens is het COa veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 november 2024.

Uitspraak

202406368/2/V1.
Datum uitspraak: 22 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 oktober 2024 in zaak nr. 24/12785 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (hierna: het COa).
Procesverloop
Bij besluit van 26 juli 2024 heeft het COa een verzoek van de vreemdeling om hem over te plaatsen naar een opvangvoorziening voor minderjarigen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.A. Blaas, advocaat in 's-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat het COa hem binnen twee weken plaatst in een opvangvoorziening voor minderjarigen.
2.       Het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter bepaalt daarbij, gezien de betrokken belangen en de omstandigheden van het geval, de termijn van plaatsing op maximaal vier weken in plaats van de verzochte twee weken. Het COa moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat het COa de vreemdeling binnen vier weken in een opvangvoorziening voor minderjarigen plaatst, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt het COa tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier.
w.g. Kuijer
voorzieningenrechter
w.g. Gazai
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2024
966