ECLI:NL:RBDHA:2024:15976

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2024
Publicatiedatum
3 oktober 2024
Zaaknummer
AWB24/12785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het verzoek om terugplaatsing naar een opvang voor minderjarigen door de rechtbank

Op 3 oktober 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die verzocht om terugplaatsing naar een opvang voor minderjarigen. Eiser, die op 18 juli 2023 asiel heeft aangevraagd, stelde dat hij minderjarig is, maar heeft geen identificerende documenten overgelegd. Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) heeft, na een leeftijdsschouw door de Avimen, geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. De minister van Asiel en Migratie heeft de geboortedatum van eiser aangepast naar een datum die in Italië geregistreerd staat. Eiser is vervolgens op 19 november 2023 overgeplaatst naar een opvanglocatie voor meerderjarigen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze overplaatsing, maar het COa heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiser niet meer onder de doelgroep van de minderjarigenlocatie valt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat het COa zorgvuldig heeft gehandeld door informatie bij de minister op te vragen en een eigen standpunt te vormen over de opvangbehoeften van eiser. De rechtbank oordeelde dat eiser geen concrete aanknopingspunten heeft aangedragen die de leeftijdsbepaling door de minister in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van het verzoek om terugplaatsing naar een minderjarigenopvang in stand blijft en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/12785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2024 in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.A. Blaas),
en

het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa),

(gemachtigde: A. van Beurden).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om terugplaatsing naar een opvang voor minderjarigen.
1.1.
Het COa heeft ingestemd met een rechtstreeks beroep bij de rechtbank.
1.2.
Het COa heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2. De rechtbank heeft het beroep op 24 september 2024 op zitting behandeld, samen met zaak AWB 24/12786. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister. Verder heeft de jeugdbeschermer van eiser aan de zitting deelgenomen.
Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiser heeft op 18 juli 2023 in Nederland asiel aangevraagd. Eiser heeft bij deze aanvraag gesteld dat hij is geboren op [datum 1] . Eiser heeft bij zijn aanvraag geen identificerende documenten overgelegd. Het COa heeft eiser vanwege de gestelde minderjarigheid in een opvanglocatie voor minderjarigen geplaatst.
4. Vanwege het ontbreken van identificerende documenten hebben medewerkers van de Avim [1] en een hoormedewerker van de minister van Asiel en Migratie [2] (hierna: de minister) een leeftijdsschouw uitgevoerd. De medewerkers van de Avim hebben geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is, terwijl de hoormedewerker tot de conclusie is gekomen dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd. De minister heeft vanwege deze uitkomst en gelet op het Eurodac-resultaat een zogeheten Dublinonderzoek opgestart in Italië. De Italiaanse autoriteiten hebben de minister op 15 november 2023 laten weten dat eiser in Italië geregistreerd staat met de geboortedatum [datum 2] . De minister heeft vervolgens op 16 november 2023 de geboortedatum van eiser aangepast naar [datum 2] .
5. Het COa heeft eiser op 19 november 2023 overgeplaatst naar een opvanglocatie voor meerderjarigen.
6. Eiser heeft op 12 juni 2024 schriftelijk bezwaar gemaakt tegen deze overplaatsing. Het COa heeft het bezwaar aangemerkt als verzoek om te worden teruggeplaatst naar de minderjarigenopvang, omdat de wettelijke termijn om bezwaar te maken ruimschoots was overschreden.
7. In het bestreden besluit van 26 juli 2024 heeft het COa het verzoek om terugplaatsing naar een minderjarigenopvang afgewezen. Het COa heeft daarbij overwogen dat eiser niet (meer) onder de doelgroep van de minderjarigenlocatie valt. Het COa heeft navraag gedaan bij de minister over de leeftijdsbepaling, waaruit is gebleken dat de argumenten die eiser heeft aangevoerd voor de minister geen aanleiding vormen om te twijfelen over de leeftijdswijziging. Hoewel het COa rekening moet houden met de bijzondere opvangbehoeften van kwetsbaren, waaronder minderjarigen, is het niet aan het COa om zich uit te laten over minderjarigheid en het handelen van de minister daartoe te toetsen op zorgvuldigheid. Nu de minister eiser meerderjarig heeft verklaard, is er volgens het COa in dat opzicht geen sprake van een bijzondere opvangbehoefte als minderjarige. Tot slot heeft het COa erop gewezen dat binnen de opvangvoorzieningen voor meerderjarigen voldoende mogelijkheden voor extra begeleiding voor kwetsbare asielzoekers en maatwerk bestaan. Daarnaast bepalen externe instanties, zoals Nidos en de Internationale Schakelklas, zelf of iemand in aanmerking komt voor begeleiding en onderwijs.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om terugplaatsing naar een minderjarigenopvang. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft het COa terugplaatsing naar een minderjarigenopvang kunnen weigeren?
10. Eiser voert aan dat het COa ten onrechte heeft geweigerd hem terug te plaatsen naar een minderjarigenopvang. Eiser verwijst naar rechtsoverweging 6.2 van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 mei 2024. [3] Net als in die zaak heeft eiser een doopakte overgelegd en heeft in Italië geen leeftijdsonderzoek plaatsgevonden. Bovendien heeft eiser verklaard dat hij erg in de war was en zich niet kan herinneren dat hij een geboortedatum heeft opgegeven in Italië. De verantwoordelijkheid van de minister voor de leeftijdsbepaling doet volgens eiser niet af aan de verantwoordelijkheid van het COa om te voorkomen dat een minderjarige asielzoeker in een opvang voor meerderjarigen wordt geplaatst. Eiser verwijst naar het arrest van het EHRM van 21 juli 2022 [4] , waaruit volgens hem blijkt dat de bevoegde autoriteiten in geval van twijfel over de leeftijd van een vreemdeling in beginsel van het vermoeden van minderjarigheid moeten uitgaan.
10.1.
Ter zitting heeft eiser in aanvulling op de beroepsgronden verklaard dat hij sinds december 2023 over de originele geboorteakte beschikt.
11. Uit de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2024 volgt dat het COa in beginsel mag uitgaan van de leeftijdsbepaling door de minister, tenzij een vreemdeling concrete aanknopingspunten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat reden voor twijfel bestaat over zijn leeftijd. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als een vreemdeling te kennen heeft gegeven dat hij bij de minister is opgekomen tegen de leeftijdsbepaling en op welke gronden hij dat heeft gedaan. In dat geval moet het COa navraag doen bij de minister over de leeftijdsbepaling en daarover in samenspraak met de minister zelf een standpunt vormen in het kader van de opvangbehoeften van de vreemdeling.
12. De rechtbank stelt vast dat het COa conform de uitspraak van de Afdeling van
15 mei 2024 navraag heeft gedaan bij de minister over de leeftijdsbepaling. In de memo van 10 juli 2024 naar aanleiding van deze navraag heeft de minister vermeld dat eiser in Italië bekend is met de geboortedatum [datum 2] , dat deze gegevens leidend zijn en dat het aan eiser is om de gestelde minderjarigheid met authentieke, identificerende documenten of leeftijdsonderzoek aan te tonen. Dat heeft eiser volgens de memo niet gedaan. Eiser heeft op 12 juni 2024 een bezwaar feitelijk handelen ingediend, waarbij hij een foto van een doopakte met de geboortedatum [datum 1] heeft overgelegd. Een doopakte is volgens de IND geen identificerend document en bovendien gaat het om een kopie die niet op echtheid kan worden onderzocht. Daarnaast is het bezwaar feitelijk handelen volgens de memo op 11 juli 2024 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het COa zorgvuldig gehandeld door de minister om informatie te vragen over de leeftijdsbepaling van eiser en vervolgens een eigen standpunt te vormen over eisers opvangbehoeften. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die afbreuk kunnen doen aan de memo van de minister en op grond waarvan het COa niet van de leeftijdsbepaling door de minister heeft mogen uitgaan. De rechtbank acht daarbij van belang dat eiser pas in een laat stadium, namelijk op 12 juni 2024, zeven maanden na de aanpassing van zijn geboortedatum en zijn overplaatsing, rechtsmiddelen heeft aangewend tegen de aanpassing van zijn geboortedatum en de overplaatsing. De minister heeft het bezwaar tegen de aanpassing van de geboortedatum kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij daartegen beroep heeft ingesteld. Eiser heeft evenmin onderbouwd dat hij, zoals ter zitting is gesteld, de originele doopakte aan de minister heeft gezonden of bij de minister heeft gemeld dat hij de beschikking heeft over de originele doopakte. Tot slot geven de verklaringen van eiser over de registratie in Italië geen aanleiding voor twijfel aan die registratie. Eiser heeft immers slechts verklaard dat hij in de war was en niet meer weet of hij in Italië een geboortedatum heeft opgegeven. [5]
14. De rechtbank volgt niet eisers standpunt dat het COa op grond van het arrest Darboe en Camara na de leeftijdsbepaling door de minister nog moest uitgaan van de minderjarigheid van eiser. Eiser is tot deze leeftijdsbepaling behandeld overeenkomstig het zogeheten vermoeden van minderjarigheid. Naar het oordeel van de rechtbank strekt het arrest niet zover dat het COa, zodra de meerderjarigheid van een vreemdeling ter discussie wordt gesteld, moet uitgaan van de minderjarigheid en de vreemdeling in een minderjarigenopvang moet (terug)plaatsen. [6] Dit volgt ook niet uit de Afdelingsuitspraak van 15 mei 2024.
15. Het COa heeft in het bestreden besluit er op gewezen dat binnen de opvangvoorzieningen voor meerderjarigen voldoende mogelijkheden bestaan voor extra begeleiding van kwetsbare asielzoekers en maatwerk. Dit is in het verweerschrift en ter zitting toegelicht. Eiser gaat naar school en heeft verder niet geconcretiseerd wat hij binnen de reguliere opvang tekortkomt in het kader van opvangbehoeften.
16. Naar het oordeel van de rechtbank geeft hetgeen eiser heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers verzoek om terugplaatsing naar een minderjarigenopvang in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Eckert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Deze datum staat hierboven. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, identificatie en mensenhandel.
2.Voorheen: de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
4.ECLI:CE:ECHR:2022:0721JUDO00579717 (Darboe en Camara tegen Italië).
5.Vergelijk de door het COa overgelegde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam van 6 september 2024, zaaknummer AWB 24/12663.
6.Vergelijk de door het COa overgelegde uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats