ECLI:NL:RVS:2024:4717

Raad van State

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
20 november 2024
Zaaknummer
202102694/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstelbesluit wijzigingsplan Buitengebied, Hoge Bremberg 33c en de beoordeling van stikstofemissies

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over het wijzigingsplan "Buitengebied, Hoge Bremberg 33c". De Milieuvereniging De Groene Koepel heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur van 23 februari 2021, waarin het wijzigingsplan werd vastgesteld. In een eerdere tussenuitspraak van 6 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3400, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 26 weken de geconstateerde gebreken in het oorspronkelijke besluit te herstellen. Het college heeft hierop gereageerd met een herstelbesluit van 20 februari 2024, waarin het wijzigingsplan op bepaalde onderdelen is gewijzigd en voorzien van een nadere onderbouwing.

De Groene Koepel heeft naar aanleiding van het herstelbesluit een zienswijze ingediend, waarin zij stelt dat niet alle gebreken zijn hersteld. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak drie belangrijke gebreken vastgesteld: ten eerste dat het wijzigingsplan meer bebouwing toelaat dan toegestaan, ten tweede dat de voortoets gebaseerd is op onjuiste uitgangspunten, en ten derde dat onvoldoende duidelijk is of de toename van verharding negatieve effecten heeft op de waterhuishouding van het Natuur Netwerk Brabant.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2024 zijn de partijen gehoord, waaronder De Groene Koepel en Momavon B.V. De Afdeling heeft overwogen dat het college de gebreken in het herstelbesluit voldoende heeft hersteld. Het beroep van De Groene Koepel tegen het oorspronkelijke besluit is gegrond verklaard, maar het beroep tegen het herstelbesluit is ongegrond verklaard. De Afdeling heeft het oorspronkelijke besluit vernietigd en het herstelbesluit onherroepelijk verklaard. Het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van De Groene Koepel.

Uitspraak

202102694/2/R2
Datum uitspraak: 20 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Milieuvereniging De Groene Koepel (hierna: De Groene Koepel), gevestigd in Breda,
appellant,
en
het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 6 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3400, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 26 weken na de verzending van de tussenuitspraak de daarin geconstateerde gebreken in het besluit van 23 februari 2021 (hierna: het oorspronkelijke besluit) te herstellen.
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college bij besluit van 20 februari 2024 het wijzigingsplan "Buitengebied, Hoge Bremberg 33c" op bepaalde onderdelen gewijzigd vastgesteld en voorzien van een nadere onderbouwing (hierna: het herstelbesluit).
De Groene Koepel heeft een zienswijze ingediend tegen dit besluit.
Momavon B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Groene Koepel en Momavon hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak behandeld op de zitting van 18 oktober 2024, waar De Groene Koepel, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en het college, vertegenwoordigd door ing. K. Kegel, is verschenen. Voorts is op de zitting Momavon, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], [gemachtigde C] en [gemachtigde D], bijgestaan door mr. E.H.E.J. Wijnen, advocaat te Tilburg, A.J.C. van de Heijning, werkzaam bij Van Dun Advies B.V. en ing. M.J. Volbeda, werkzaam bij Aveco de Bondt, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het wijzigingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 5 maart 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
De tussenuitspraak
2.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak drie gebreken vastgesteld in het oorspronkelijke besluit. In de eerste plaats is onder 5.2 vastgesteld dat het wijzigingsplan meer bebouwing toelaat dan is toegestaan in de wijzigingsvoorwaarde in artikel 3.6.5, onder c, van de planregels van het bestemmingsplan "Buitengebied".
In de tweede plaats is onder 9.2 vastgesteld dat de voortoets die de raad ten grondslag heeft gelegd aan het wijzigingsplan gebaseerd is op onjuiste uitgangspunten. In de voortoets is bij het vaststellen van de referentiesituatie onvoldoende aannemelijk gemaakt wat het feitelijke en planologisch legale gebruik van de gronden was voor de vaststelling van het wijzigingsplan. Onder 10.4 is vastgesteld dat het college ook niet was uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden. Het college had onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er kon worden uitgegaan van een bedrijfsvoering volgens de energiebesparende principes van het zogenoemde Het Nieuwe Telen. Ook had het college in de berekeningen geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat het bouwvlak volledig bebouwd kon worden.
Ten derde is onder 14.2 vastgesteld dat onvoldoende duidelijk was geworden of de grote toename van verharding die het wijzigingsplan mogelijk maakt, niet leidt tot negatieve effecten voor (de waterhuishouding van) het Natuur Netwerk Brabant (hierna: NNB).
3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak het besluit van 23 februari 2021 te herstellen, met inachtneming van de omschreven gebreken.
4.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college bij besluit van 20 februari 2024 het wijzigingsplan "Buitengebied, Hoge Bremberg 33c" op bepaalde onderdelen gewijzigd en voorzien van een nadere onderbouwing. De Groene Koepel heeft naar aanleiding van het herstelbesluit een zienswijze ingediend. Volgens De Groene Koepel zijn niet alle gebreken die in de tussenuitspraak zijn geconstateerd, hersteld in het herstelbesluit. Momavon heeft naar aanleiding van het herstelbesluit een schriftelijke uiteenzetting ingediend, waarin zij heeft betoogd dat de gebreken wel zijn hersteld.
Het beroep van rechtswege
5.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:
"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."
6.       Het herstelbesluit houdt een wijziging in van het oorspronkelijke besluit en is op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding.
Is de referentiesituatie op de juiste manier vastgesteld?
7.       De Groene Koepel betoogt dat het college ook in het herstelbesluit de feitelijk bestaande, planologische legale situatie niet op de juiste manier in kaart heeft gebracht. In de eerste plaats is het feitelijk gebruik van de gronden die Momavon heeft aangekocht voor de uitbreiding van het kassenbedrijf onvoldoende aangetoond. Deze gronden kunnen verdeeld worden in vier percelen. Het college is ervan uitgegaan dat percelen 1 t/m 3 eerst in gebruik waren als grasland met beweiding en perceel 4 voor de verbouw van maïs. Ook is het college ervan uitgegaan alle percelen maximaal bemest zijn. Dit volgt ook uit het Memo Aerius Calculatie van 25 augustus 2021, opgesteld door Compositie 5 stedenbouw bv (bijlage 8 bij de plantoelichting) (hierna: Compositie 5-memo). Bij dit memo zijn onder meer Aerius-berekeningen van 25 augustus 2021 over de aanleg- en gebruiksfase gevoegd. In de notitie Nadere toelichting op de referentiesituatie stikstof van 18 december 2023, aangevuld op 29 januari 2024, van Van Dun Advies B.V. (bijlage 7 bij de plantoelichting) (hierna: Van Dun notitie), is een schermafdruk opgenomen van de website www.boerenbunder.nl en tabellen met informatie over mestaanwending van het agrarische bedrijf dat hiervoor de eigenaar was van de vier percelen. Volgens De Groene Koepel kunnen deze bronnen niet dienen als bewijs voor het daadwerkelijke gebruik van de gronden en de bemesting daarop. Op de zitting heeft De Groene Koepel toegelicht dat de RVO (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland) per kadastraal perceel beschikt over informatie voor welke gewassen die gronden zijn gebruikt en hoeveel mest daar precies op is uitgereden. Als het college deze informatie bij de RVO had opgevraagd, had met zekerheid vastgesteld kunnen worden wat het daadwerkelijke gebruik van de gronden was geweest, aldus De Groene Koepel.
De Groene Koepel betoogt in de tweede plaats dat het mogelijk is dat het emissieplafond van 161,84 kg NH3 (ammoniak) per jaar of 3.042,09 kg NOx (stikstofoxiden) per jaar, dat nu is opgenomen in artikel 3.4.1, onder l, van de planregels, alsnog leidt tot een toename van de stikstofemissies. Volgens De Groene Koepel is het onduidelijk of deze norm een vertaling is van de uitgangspunten die gebruikt zijn in de rapportages die ten grondslag liggen aan het wijzigingsplan. De Groene Koepel wijst op een aantal verschillen tussen deze uitgangspunten. Bij de Van Dun notitie is onder meer een memo van RHO Adviseurs van 25 augustus 2021 (hierna: RHO-memo) gevoegd. In de Van Dun notitie onder verwijzing naar het RHO-memo, staat vermeld dat de totale emissie in de referentiesituatie 160,8 kg N bedraagt, maar dat in de berekening is gerekend met een emissie van 125,3 kg N. De Groene Koepel wijst er ook op dat de berekeningen in het RHO-memo worden gemaakt in NH3, terwijl in de Van Dun notitie N als eenheid wordt gebruikt. Verder verschillen de waarden: 161,84 kg HN3 per jaar in artikel 3.4.1, onder l, van de planregels en 160,8 kg N in de rapportages van Van Dun en RHO Adviseurs. Vervolgens is volgens De Groene Koepel in de Aerius-berekeningen van 20 januari 2021, met de bijbehorende toelichting in het Memo Aerius Calculatie van 20 januari 2021, opgesteld door Compositie 5 stedenbouw bv, bijgevoegd in bijlage 6 bij de toelichting op het oorspronkelijke besluit, niet voor alle gronden uitgegaan van het juiste grondgebruik. Uit het RHO-memo volgt dat in de Aerius-berekening van 20 januari 2021 voor alle vier de percelen is uitgegaan van grasland met beweiding. In de Aerius-berekening van 20 januari 2021 is niet uitgegaan van het gebruik van een perceel als maïsakker, wat wel is gedaan in de Aerius-berekening van 25 augustus 2021 (bijgevoegd bij de Van Dun notitie). Omdat het gebruik als maïsakker leidt tot een lagere emissie, is in de Aerius-berekening van 20 januari 2021 uitgegaan van een te hoge emissie (15,44 kg NH3 per jaar in plaats van 1,9 kg NH3 per jaar). Als wordt uitgegaan van het gebruik van perceel 4 als maïsakker, is de totale emissie van de vier percelen voor de vaststelling van het plan volgens De Groene Koepel 111,8 kg NH3. Dit is veel lager dan het emissieplafond van 161,84 kg NH3 per jaar dat in het herstelbesluit is opgenomen.
7.1.    Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat De Groene Koepel in deze fase van de procedure berekeningen in de Compositie 5-memo niet meer kan betwisten.
De Afdeling overweegt dat De Groene Koepel in beroep heeft betoogd dat het onzeker is of de getallen waarvan het college was uitgegaan klopten, omdat onvoldoende was onderbouwd hoe de gronden zijn gebruikt. De Groene Koepel heeft in haar zienswijze tegen het herstelbesluit dit betoog min of meer herhaald. Hoewel het Compositie 5-memo voor de tussenuitspraak ook al onderdeel uitmaakte van het dossier - het college had het toen bijgevoegd bij het verweerschrift - maakte het memo toen geen onderdeel uit van het bestreden besluit. Voorts is met het herstelbesluit artikel 3.4.1, onder l, aan de planregels toegevoegd, waardoor een emissieplafond van 161,84 kg NH3 (ammoniak) per jaar of 3.042,09 kg NOx (stikstofoxiden) per jaar is komen te gelden. Gelet hierop, en op de omstandigheid dat De Groene Koepel zich in haar beroepschrift ook al heeft gericht tot de cijfermatige onderbouwing van het wijzigingsplan, is hier naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van een nieuwe beroepsgrond die De Groene Koepel al eerder had kunnen aanvoeren (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2853, onder 12).
7.2.    Voor zover De Groene Koepel zich richt tot de Aerius-berekeningen van 20 januari 2021, bijgevoegd in bijlage 6 bij de toelichting op het oorspronkelijke besluit, overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling stelt vast dat deze Aerius-berekeningen geen onderdeel uitmaken van het herstelbesluit. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak over deze Aerius-berekeningen overwogen dat het college zich toen al op het standpunt had gesteld dat deze op een aantal punten onjuist zijn gebleken. Het college heeft toen het RHO-memo en de Aerius-berekeningen van 25 augustus 2021 gevoegd bij het verweerschrift ter vervanging van de rapportages van 20 januari 2021. Alleen de rapportages van 25 augustus 2021 maken deel uit van het herstelbesluit. Voor zover De Groene Koepel in haar zienswijze wijst op gebreken in de rapportages van 20 januari 2021, kan dat dus niet leiden tot een gebrek in het herstelbesluit. De Afdeling zal wat De Groene Koepel over deze rapportages naar voren heeft gebracht, daarom ook niet inhoudelijk bespreken.
7.3.    Over het betoog dat het daadwerkelijke gebruik van de gronden onvoldoende is aangetoond, overweegt de Afdeling als volgt. In de Van Dun notitie is een schermafdruk opgenomen van de website www.boerenbunder.nl, waarop te zien is voor welke gewassen de betrokken gronden de afgelopen jaren zijn gebruikt. Het college heeft daarnaast de notitie Reactie op beroep De Groene Koepel van Van Dun Advies van 23 september 2024 ingediend, waarin een schermafdruk van dezelfde website is opgenomen, waarin het gebruik van de gronden is opgesplitst per perceel. Hierop is te zien dat dat in 2021 percelen 1 t/m 3 zijn gebruikt voor grasland met beweiden en perceel 4 voor de verbouw van maïs. Ter zitting heeft een deskundige van Van Dun Advies toegelicht dat www.boerenbunder.nl gebruik maakt van een databank van de RVO en een applicatie is waarmee terug in de tijd kan worden gekeken naar grondgebruik. Ook heeft die deskundige toegelicht dat agrariërs verplicht zijn om gegevens over hun grondgebruik in te dienen bij de RVO en dat de RVO de aldus ingediende gegevens ook controleert met behulp van satellietbeelden. Het indienen van onjuiste gegevens is een economisch delict, aldus de deskundige.
Verder zijn bij het Van Dun advies twee tabellen gevoegd over de mestplaatsing in 2020 en 2021 door het agrarische bedrijf dat rechthebbende was op de gronden voordat Momavon deze heeft verworven. Uit deze tabellen volgt dat het agrarische bedrijf in beide jaren meer mest produceerde dan dat het mocht uitrijden over zijn gronden. Uit deze tabellen volgt ook dat het bedrijf in beide jaren mest heeft afgevoerd. Ook is bij het Van Dun advies een verklaring van het bedrijf gevoegd waarin staat dat de mest van het bedrijf altijd naar evenredigheid en behoefte werd verdeeld over de percelen, dus ook over de percelen die door Momavon zijn verworven. Op de zitting heeft de deskundige van Van Dun Advies toegelicht dat agrarische bedrijven vanuit bedrijfseconomische redenen hun gronden maximaal bemesten en dat dit ook de normale bemestingspraktijk is.
Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college hiermee voldoende aangetoond dat het gebruik van de betrokken gronden als grasland met beweiden en maïsakker de feitelijk bestaande situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan was en dat deze gronden maximaal bemest zijn. Daarbij komt dat De Groene Koepel niet met een nadere onderbouwing heeft betwist dat de gronden in gebruik zijn geweest als grasland met beweiden en maïsakker of dat deze gronden maximaal zijn bemest. De enkele stellingen dat dit onvoldoende onderbouwd is en dat de RVO beschikt over preciezere gegevens, zijn onvoldoende om te twijfelen over wat hierover naar voren is gebracht door het college.
7.4.    Over het betoog dat het onduidelijk is of het emissieplafond in artikel 3.4.1, onder l, van de planregels, een vertaling is van de uitgangspunten die gebruikt zijn in de rapportages die ten grondslag liggen aan het wijzigingsplan, overweegt de Afdeling als volgt. In de Van Dun-notitie staat de volgende tekst: "Volgens het [RHO-memo] zou de totale emissie in de referentiesituatie 160,8 kg N bedragen. Hierbij is rekening gehouden met grasland wat beweid wordt én met maïsteelt. Deze emissie komt voor 144,5 kg N uit dierlijke mest en voor 16,3 kg N uit kunstmest. In de berekening is echter gerekend met 125,3 kg N in plaats van 160,8 kg N." In de notitie Reactie op beroep De Groene Koepel van Van Dun Advies van 23 september 2024, die het college bij het verweerschrift heeft ingediend, is over deze passage toegelicht dat in de rapportages die deel uitmaakten van het oorspronkelijke besluit, ten onrechte, is gerekend met 125,3 kg N. In de rapportages die deel uitmaken van het herstelbesluit is gerekend met de correcte cijfers, namelijk 160,8 kg N.
De Afdeling overweegt vervolgens dat in de Van Dun-notitie van 23 september 2024 ook is toegelicht dat het verschil tussen 160,8 kg N en 161,84 kg N wordt verklaard door de stikstofemissies door verkeersbewegingen. In de Aerius-berekeningen die onderdeel uitmaken van het Compositie 5-memo, is ook te zien dat voor de emissies in verband met het gebruik van de landbouwgronden is uitgegaan van 160,8 kg N en voor de verkeersbewegingen van 1,04 kg N.
Voor zover De Groene Koepel er op heeft gewezen dat in de berekeningen in het RHO-memo en de Van Dun-notitie verschillende eenheden worden gehanteerd, overweegt de Afdeling als volgt. In het RHO-memo is aan de hand van de bemestingsnormen berekend wat de jaarlijkse NH3-emissie op de vier percelen is. In dit type berekeningen wordt voor de bemestingsnormen N als eenheid gebruikt, terwijl de emissie wordt berekend in NH3. Daar waar in de Van Dun-notitie bij het weergeven van de emissie door bemesting N als eenheid wordt gebruikt, moet dat worden gelezen als NH3.
Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het in de planregels opgenomen emissieplafond geen vertaling is van de uitgangspunten die zijn gehanteerd in de rapportages die ten grondslag liggen aan het wijzigingsplan.
Het betoog slaagt niet.
Is er rekening gehouden met de maximale planologische mogelijkheden?
8.       De Groene Koepel betoogt dat er in het herstelbesluit onderzoek ontbreekt naar de stikstofemissie en -depositie van de ruimtelijke ontwikkelingen die het wijzigingsplan mogelijk maakt. De Aerius-berekeningen in bijlage 8 bij de plantoelichting, zijn van 25 augustus 2021 en dateren van voor tussenuitspraak van de Afdeling. Het oorspronkelijke besluit stond toen meer dan 8 ha kassen toe. Volgens De Groene Koepel is het onduidelijk of hier een beoordeling is gemaakt van de effecten van een maximale oppervlakte kassen van 8 ha.
8.1.    Het college heeft in het verweerschrift toegelicht dat in de Aerius-berekeningen is uitgegaan van maximaal 8 ha kassen. De Groene Koepel heeft dit niet betwist. De Afdeling voegt daaraantoe dat in het herstelbesluit is vastgelegd dat de oppervlakte kassen maximaal 8 ha mag bedragen en dat in de planregels een emissieplafond is opgenomen, dat gelijk is aan de referentiesituatie. De planregels staan dus niet toe dat er meer stikstof wordt uitgestoten dan in de referentiesituatie.
Het betoog slaagt niet.
9.       De Groene Koepel wijst er daarnaast op dat uit de stukken volgt dat het bedrijf van plan is om volgens de energiebesparende principes van ‘Het Nieuwe Telen’ te telen. Volgens De Groene Koepel leidt dit tot een lagere emissie dan als maximum is vastgelegd in de planregels. Het had daarom in de rede gelegen om bij het emissieplafond aan te sluiten bij de emissie die het bedrijf kan behalen als Het Nieuwe Telen wordt toegepast, in plaats van bij de referentiesituatie. Omdat het bedrijf kenbaar heeft gemaakt volgens de principes van Het Nieuwe Telen te willen gaan produceren, maar die lagere emissie die daarmee gepaard gaat niet is vastgelegd in de planregels, is het herstelbesluit volgens De Groene Koepel in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
9.1.    De Afdeling overweegt dat er geen verplichting bestaat voor het college om een zo ambitieus mogelijk stikstofbeleid te voeren. Het college heeft er voor gekozen om in de planregels een emissieplafond op te nemen dat gelijk is aan de emissie in de referentiesituatie. Voor zover het college een lager maximum had willen vastleggen in de planregels, is dat een politiek-bestuurlijke keuze. Dat het college hier niet voor heeft gekozen, maakt niet dat het herstelbesluit in strijd is met de goede ruimtelijke ordening.
Het betoog slaagt niet.
Effecten NNB
10.     De Groene Koepel betoogt dat het nog steeds onduidelijk is of het wijzigingsplan de waterhuishouding van het NNB kan verstoren. In bijlage 6 bij de toelichting op het herstelbesluit is een rapportage van Econsultancy van 19 december 2023 (hierna: de Econsultancy-rapportage) gevoegd. Achteraan deze rapportage is een advies van het waterschap Brabantse Delta van 3 november 2020 gevoegd, waarin staat dat het waterschap positief adviseert. Het waterschap schrijft daarnaast het volgende: "Er is echter wel een kleine kanttekening, in de tekst staat namelijk benoemd dat het hemelwaterbassin zal worden voorzien van een knijpvoorziening die het hemelwater vertraagd afvoert in het geval dat de voorziening vol raakt. De knijpvoorziening moet echter op zodanige afstand onder de rand van het bassin worden aangebracht, dat er boven de knijpvoorziening nog 1.975 m3 vrij is voor retentie. Deze bovenste ruimte moet dus te allen tijde beschikbaar zijn om het hemelwater dat afstroomt van het verharde oppervlak op te kunnen vangen." Volgens De Groene Koepel is het onduidelijk of en hoe het advies voor wat betreft dit onderdeel is opgevolgd en of deze maatregel geborgd is in het wijzigingsplan.
10.1.  De Afdeling overweegt dat het waterschap in het advies van 3 november 2020 positief heeft geadviseerd, omdat de plantoelichting is aangepast naar aanleiding van de opmerkingen die het waterschap eerder had gemaakt. De kanttekening die het waterschap plaatst in dit advies, moet naar het oordeel van de Afdeling gezien worden als een toelichting op de juiste plaatsing en werking van de knijpvoorziening. Dit hoefde niet in het wijzigingsplan geborgd te worden, omdat dit een regeling vindt in een terzake benodigde vergunning.
Het betoog slaagt niet.
Nieuwe gronden tegen het herstelbesluit
11.     De Groene Koepel betoogt dat er in het herstelbesluit ten onrechte geen regel is opgenomen waarin is bepaald dat er tijdens het broedseizoen (maart-september) geen werkzaamheden mogen plaatsvinden binnen 75 m van het NNB. In het rapport van Econsultancy van 19 december 2023 is wel geadviseerd om dit in de planregels vast te leggen. Omdat dat niet is gebeurd, kan het wijzigingsplan leiden tot een aantasting van het NNB, wat in strijd is met artikel 3.16 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
De Groene Koepel betoogt daarnaast dat in het herstelbesluit in artikel 4 is bepaald dat geen assimilatieverlichting gebruikt mag worden tussen zonsondergang en zonsopgang zonder afscherming. Uit de plantoelichting blijkt echter dat Momavon B.V. niet van plan is om assimilatieverlichting toe te passen. Volgens De Groene Koepel had het daarom in de rede gelegen om in de planregels een algeheel verbod voor het gebruik van assimilatieverlichting op te nemen. Ook is in de planregels niet uitgewerkt wat er wordt bedoeld met ‘afscherming’.
11.1.  Over de betogen van De Groene Koepel over het uitvoeren van werkzaamheden tijdens het broedseizoen en het gebruik van assimilatieverlichting, overweegt de Afdeling als volgt. De Groene Koepel heeft deze gronden niet aangevoerd tegen het oorspronkelijke besluit. Anders dan De Groene Koepel heeft betoogd, kunnen deze gronden niet worden geschaard onder de enkele stelling dat ecologisch onderzoek naar de effecten van de kassen op het NNB ontbreekt.
In het oorspronkelijke besluit was geen bepaling opgenomen die zag op het uitvoeren van werkzaamheden tijdens het broedseizoen. Het wijzigingsplan is op dit punt niet gewijzigd, en leidt er dus ook niet toe dat De Groene Koepel in een nadeliger positie is gebracht. In het herstelbesluit is, in tegenstelling tot het oorspronkelijke besluit, wel een bepaling opgenomen over het gebruik van assimilatieverlichting. Dat deze bepaling volgens De Groene Koepel niet streng genoeg is, maakt niet dat De Groene Koepel op dit punt in een nadeliger positie is gebracht.
11.2.  Gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting en de rechtszekerheid van de andere partijen, kan in het licht van een goede procesorde niet worden aanvaard dat De Groene Koepel nieuwe beroepsgronden aanvoert die zij ook tegen het oorspronkelijke besluit naar voren had kunnen brengen. De Afdeling zal deze gronden daarom niet inhoudelijk bespreken (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2014, ECLI:NL:RVS:2024:2853, vanaf 12).
Conclusie
12.     Gelet op het voorgaande heeft het college de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken hersteld met het herstelbesluit.
13.     Uit wat in de tussenuitspraak is overwogen, volgt dat het beroep van De Groene Koepel gegrond is. Het besluit van 23 februari 2021 moet dus worden vernietigd. Uit de hiervoor weergegeven bespreking van de zienswijze van De Groene Koepel volgt dat het beroep van rechtswege tegen het besluit van 20 februari 2024 ongegrond is. Dat betekent dat het wijzigingsplan, zoals vastgesteld bij het besluit van 20 februari 2024, onherroepelijk wordt.
14.     Het college moet de proceskosten van De Groene Koepel vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep van Milieuvereniging De Groene Koepel tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur van 23 februari 2021 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Buitengebied, Hoge Bremberg 33c" gegrond;
II.       vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur van 23 februari 2021 tot vaststelling van het wijzigingsplan "Buitengebied, Hoge Bremberg 33c";
III.      verklaart het beroep van Milieuvereniging De Groene Koepel tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur van 20 februari 2024 ongegrond;
IV.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur tot vergoeding van bij Milieuvereniging De Groene Koepel in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.187,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V.       gelast dat de het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur aan Milieuvereniging de Groene Koepel het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. C.H. Bangma en mr. H. Benek, leden, in tegenwoordigheid van C.M. Schellingerhout, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzitter
w.g. Schellingerhout
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024
980