ECLI:NL:RBDHA:2023:21288

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL23.12771
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van een Afghaanse eiser met betrekking tot terugkeer naar Afghanistan na de machtsovername door de Taliban

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 22 december 2023, wordt het beroep van een Afghaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 30 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 30 maart 2023 te horen dat zijn aanvraag ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom de westerse levensstijl van eiser, in combinatie met zijn gebrekkige beheersing van de Dari-taal, niet als een moeilijk te veranderen kenmerk kan worden aangemerkt. Dit zou kunnen leiden tot problemen bij terugkeer naar Afghanistan, waar de Taliban aan de macht is.

De rechtbank stelt vast dat er geen duidelijke informatie is over de behandeling van Afghanen die lange tijd in het Westen hebben verbleven en terugkeren. Eiser vreest dat hij vanwege zijn Tadzjiekse etniciteit en zijn verwestering problemen zal ondervinden bij terugkeer. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag niet voldoende gemotiveerd is en vernietigt het besluit van verweerder. De rechtbank draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.674,-.

De rechtbank benadrukt dat de situatie in Afghanistan sinds de machtsovername door de Taliban is veranderd en dat de veiligheidssituatie niet eenduidig is. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiser slaagt, omdat verweerder niet voldoende heeft aangetoond dat eiser veilig kan terugkeren naar Afghanistan zonder risico op vervolging of onmenselijke behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12771

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 30 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 30 maart 2023 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2023 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, Malwand-Baraki als tolk en de gemachtigde van verweerder.
1.3.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag voor verlening van een asielvergunning. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om, zoals door eiser uitdrukkelijk is verzocht, het onderzoek in deze zaak aan te houden omdat aan het Hof van Justitie van de Europa Unie prejudiciële vragen zijn gesteld over het begrip verwestering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot haar oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Overwegingen

4. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Afghaanse nationaliteit. Hij
verblijft sinds 2000 in Nederland. Na het doorlopen van een aantal asielprocedures die niet
tot een inwilliging hebben geleid, is eiser met ingang van 3 juni 2007 in het bezit gesteld van een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van een speciale regeling, en met ingang van 2 mei 2018 van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd.
5. Met het besluit van 20 maart 2019 heeft verweerder de aan eiser verleende verblijfsvergunning regulier met terugwerkende kracht ingetrokken tot 3 juni 2007 en aan hem een inreisverbod voor de duur van tien jaar opgelegd. Verweerder heeft aan de intrekking van de verblijfsvergunning ten grondslag gelegd dat eiser bij het onherroepelijke vonnis van de meervoudige strafkamer van rechtbank Rotterdam van 9 mei 2018 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 66 maanden wegens poging tot doodslag, begaan op 3 juni 2017 en eerdere veroordelingen, voor onder meer geweldsdelicten. Het door eiser ingestelde beroep en hoger beroep tegen de intrekking en het inreisverbod zijn ongegrond verklaard. Eiser heeft op 30 september 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
Het asielrelaas
6. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft op elfjarige leeftijd [2] Afghanistan verlaten en is samen met zijn ouders, broers en zussen naar Nederland gekomen. Zijn ouders zijn destijds vertrokken wegens politieke redenen, maar eiser weet niet precies waar die problemen over gingen. Eiser kan niet terug naar Afghanistan wegens de Taliban die aan de macht is. Hij vreest dat hij problemen met hen zal ondervinden wegens zijn Tadzjiekse etniciteit, omdat hij langdurig in Europa heeft verbleven en omdat hij gebrekkig Dari spreekt.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende twee relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst, en
2. langdurig verblijf in Europa.
Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Verweerder acht de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht het daarnaast geloofwaardig dat eiser tot de bevolkingsgroep Tadzjieken behoort. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser al 22 jaar in Nederland verblijft en gebrekkig Dari spreekt. Beide geloofwaardig geachte elementen leiden er echter niet toe dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming. [3]
Verweerder stelt daarvoor allereerst dat het afkomstig zijn uit Afghanistan op zichzelf niet voldoende is om als vluchteling te worden aangemerkt. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard nooit persoonlijk problemen te hebben ondervonden in Afghanistan.
Ten tweede hoeft eiser niet te vrezen wegens zijn Tadzjiekse etniciteit. Tadzjieken vormen een grote groep in Kabul en eiser is niet afkomstig uit een leefgebied in Afghanistan waar hij tot een etnische minderheid behoort. [4] Niet is gebleken dat Tadzjieken in Kabul te maken hebben met (structureel) geweld en bedreigingen. [5]
Ten derde kan verweerder ook de vrees van eiser voor problemen met de Taliban vanwege zijn verwestering niet volgen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd waarom de Taliban hem als verwesterd zal beschouwen. Uit de verklaringen van eiser blijkt daarnaast niet in welke mate en intensiteit eiser stelt verwesterd te zijn. Nergens blijkt uit dat eiser zich niet opnieuw zou kunnen aanpassen aan de in Afghanistan geldende normen en waarden, verweerder heeft daarbij meegewogen dat eiser tot zijn twaalfde jaar in Afghanistan is opgegroeid. Het argument van eiser dat hij de taal Dari slecht spreekt en daardoor in de problemen kan komen is niet nader onderbouwd en wordt door verweerder aangemerkt als speculatie. Op basis van het Algemeen Ambtsbericht (hierna: AAB) Afghanistan uit maart 2022 heeft verweerder geconcludeerd dat er geen sprake is van systematisch geweld tegen teruggekeerde Afghanen uit Europa. De informatie over teruggekeerde Afghanen uit Europa in het ABB 2022 ziet op 63 Afghanen, wat niet een hoog aantal is. Voor de machtswisseling zijn er tienduizenden individuen teruggekeerd naar Afghanistan. Eiser heeft daarbij niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer om deze reden te vrezen heeft.
Het standpunt van eiser
8. Eiser stelt ten eerste dat verweerder er onterechte vanuit gaat dat Afghanistan een veilig land is om naar terug te keren. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiser naar de UNCHR die stelt dat gelet op de huidige omstandigheden in Afghanistan moet worden afgezien van een gedwongen terugkeer. [6] Gezien de zeer turbulente situatie in Afghanistan waarbij de situatie in hoog tempo verslechtert stelt eiser dat de door verweerder gebruikte informatie uit het AAB van maart 2022 inmiddels verouderd is.
Ten tweede stelt eiser dat hij vanwege zijn Tadzjiekse etniciteit vreest voor geweld en bedreigingen. Uit het AAB van maart 2022 blijkt dat ook Tadzjieken in Kabul te maken kregen met intimidatie, bedreiging, huiszoekingen en restricties. Het is eiser niet duidelijk waarop verweerder de relativering van de gewelddadigheden tegen Tadzjieken gebaseerd heeft.
Ten derde stelt eiser dat hij vanwege het feit dat hij vanaf zijn elfde in Nederland is opgegroeid hij is vergroeid met de Nederlandse normen en waarden. Eiser heeft in Nederland onderwijs gevolgd [7] en hij heeft hier zijn werk. Eiser verblijft al drieëntwintig jaar in Nederland, hij kan vanwege zijn verblijf vanaf zijn elfde levensjaar niet goed uitleggen wat maakt dat hij verwesterd is, eiser weet niet beter. Eiser kan zich van de periode dat hij in Afghanistan woonde weinig herinneren. Eiser is Nederlands en Nederland is zijn thuis, zijn familie, broers en zussen wonen hier en hij heeft hier alles. Eiser beheerst daarnaast het Dari slecht en kan daarom in Afghanistan niet lezen en schrijven. Eiser is bang dat hij ook hierdoor in de negatieve belangstelling van de Taliban komt te staan.
Is Afghanistan een veilig land om naar terug te keren?
9. De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat er in Afghanistan geen sprake is van een situatie waarin sprake is van willekeurig geweld tegen burgers, een zogenoemde 15c-situatie. [8] Een dergelijke uitzonderlijke situatie doet zich voor als de mate van willekeurig geweld in een gebied dermate hoog is, dat er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat een burger bij terugkeer naar dat gebied louter door zijn aanwezigheid al een reëel risico zou lopen op ernstige schade. Eiser heeft zijn stelling dat Afghanistan in algemene zin geen veilig land is om naar terug te keren niet nader onderbouwd. Daarnaast merkt de rechtbank op dat uit het AAB van juni 2023, waarnaar verweerder in het verweerschrift heeft verwezen, juist blijkt dat het aantal dodelijke slachtoffers in de afgelopen maanden [9] sterk is afgenomen en dat de veiligheidssituatie sinds de machtsovername van de Taliban is verbeterd. Door de machtsovername van de Taliban stopte namelijk de directe gewapende strijd tussen de Taliban en de voormalige regeringstroepen. [10] Dit leidde tot een onmiddellijke vermindering van het aantal burgerslachtoffers als gevolg van geweld. [11] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht geconcludeerd dat het enkele feit dat eiser afkomstig is uit Afghanistan er niet toe leidt dat aan hem een verblijfsvergunning asiel moet worden verleend. [12] De beroepsgrond slaagt niet.
Vrees vanwege het behoren tot een risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep
10. De rechtbank overweegt dat verweerder zich terecht op het standpunt
heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Afghanistan
te vrezen heeft vanwege het behoren tot een risicogroep of kwetsbare minderheidsgroep. Eiser komt uit Kabul. Verweerder heeft erop kunnen wijzen dat uit openbare bronnen [13] blijkt dat Kabul etnisch gezien de meest diverse provincie van het land is en dat de Tadzjieken behoren tot een van de grootste etnische groepen is deze provincie. Niet is gebleken dat de Taliban grootschalige geweldscampagnes voert tegen etnische minderheden of dat er door de Taliban instructies zijn gegeven om bepaalde etnische groepen systematisch te discrimineren.
Verweerder heeft er ook terecht op kunnen wijzen dat de omstandigheid dat Tadzjieken in Kabul te maken kregen met intimidatie, bedreigingen, huiszoekingen en restricties niet voldoende is om het tegendeel aannemelijk te maken. Uit openbare informatie blijkt niet dat Tadzjieken in Kabul structureel te maken hebben met geweld en/of discriminatie. Het enkele gegeven dat Tadzjieken slachtoffer kunnen worden van discriminatie en schendingen van hun rechten maakt nog niet dat de Tadzjieken gezien moeten worden als een kwetsbare minderheid.
11. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder dan ook terecht dat het enkel
behoren tot de Tadzjieken niet maakt dat eiser bij terugkeer heeft te vrezen voor vervolging
in de zin van het Vluchtelingenverdrag of een reëel risico loopt op een behandeling in strijd
met artikel 3 van het EVRM. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Loopt eiser een reëel risico op ernstige schade vanwege zijn langdurige verblijf in Europa?
12. De rechtbank overweegt allereerst dat de hoofdregel is dat een enkele in Nederland ontwikkelde westerse levensstijl niet tot vluchtelingschap kan leiden. De uitzondering hierop is de situatie waarin een vreemdeling aannemelijk maakt dat de westerse gedragingen een uitingsvorm zijn van een godsdienstige of politieke overtuiging. [14] Dit betekent echter niet vreemdelingen met een westerse levensstijl nooit voor een asielvergunning in aanmerking kunnen komen als aan hun westerse levensstijl en daarbij behorend gedrag geen godsdienstige of politieke overtuiging ten grondslag ligt. Niet ondenkbaar is immers dat een vreemdeling die zich inspant om zich aan te passen toch een godsdienstige of politieke overtuiging wordt toegedicht, waardoor hij toch een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico loopt op een onmenselijke behandeling. Het gaat dan om de situatie waarin een vreemdeling aannemelijk maakt dat hem een van de vervolgingsgronden wordt toegedicht door een actor van vervolging in verband met zijn persoonlijke uiterst moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerken, of waarin een vreemdeling aannemelijk maakt dat hij daardoor in het land van herkomst een risico loopt op een onmenselijke behandeling. [15]
13. De rechtbank overweegt daarnaast dat in Afghanistan sinds de zomer van 2021 sprake is van een ingrijpende wijziging in het regime. De Taliban zijn aan de macht. Dit brengt voor vreemdelingen afkomstig uit Afghanistan de vraag aan de orde wat de gevolgen hiervan zijn als zij terugkeren. [16] Uit het AAB van juni 2023 valt af te leiden dat het niet duidelijk is of verblijf in een westers land een rol speelt bij het al dan niet ondervinden van problemen bij terugkeer. Er is geen informatie over de behandeling door de Taliban van personen die verplicht terugkeren vanuit een Europees of westers land, omdat er nog geen personen verplicht teruggekeerd [17] zijn vanuit deze landen. [18] Ook is te lezen dat niet veel mensen zijn teruggekeerd vanuit Europa of een westers land. Mocht dit al het geval zijn, dan kwamen zij meestal via een derde land. Daarnaast staat in het bericht dat volgens Freedom House de Taliban kleding in westerse stijl en Engels spreken als indicatoren beschouwen voor banden met de vijand. [19] Tot slot blijkt uit het ambtsbericht dat personen die gezien konden worden als ‘verwesterd’ bedreigd konden worden door de Taliban, familieleden of buren. [20]
14. De rechtbank is gelet op vorengaande allereerst van oordeel dat de overweging in het bestreden besluit, dat vóór de machtswisseling tienduizenden Afghanen zijn teruggekeerd en dat niet gebleken is dat er sprake is van systematisch geweld tegenover teruggekeerde Afghanen, geen doel treft omdat er inmiddels sprake is van een andere situatie.
15. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt dat hij een westerse levensstijl heeft ontwikkeld omdat hij een aanzienlijk deel van de levensfase waarin zijn identiteit is gevormd in Nederland heeft verbleven en normen, waarden en feitelijke gedragingen die in Nederland gangbaar zijn heeft aangenomen en overgenomen. Niet is echter gebleken dat de westerse gedragingen van eiser een uitingsvorm zijn van een politieke- en/ of geloofsovertuiging.
16. Zoals hiervoor onder 12 is vermeld, betekent dat echter niet reeds daarom dat van eiser zonder meer kan worden gevergd dat hij terugkeert naar Afghanistan. De rechtbank stelt vast dat, zoals onder 13 is weergegeven, uit de beschikbare informatie over terugkeer naar Afghanistan niet duidelijk wordt of Afghanen die een lange periode in een westers land hebben verbleven en terugkeren, na de machtsovername door de Taliban daardoor problemen ondervinden. Verder stelt de rechtbank vast dat naast het lange verblijf van eiser hier te lande, ook niet in geschil is dat hij gebrekkig Dari spreekt. Onder deze omstandigheden vindt de rechtbank dat verweerder onvoldoende heeft uitgelegd waarom eisers westerse levensstijl in combinatie met zijn gebrekkige beheersing van de taal, niet kan worden aangemerkt als een moeilijk of nagenoeg onmogelijk te veranderen kenmerk, waardoor eiser zich niet zal kunnen aanpassen aan de thans geldende normen en waarden in Afghanistan of daartoe de gelegenheid niet krijgt, zodat hij in de negatieve belangstelling van de Taliban zal komen te staan. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet is voorzien van een deugdelijke motivering zoals bedoeld in artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding voor finale geschilbeslechting.
17.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor zes weken.
17.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 30 maart 2023;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Weeda, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Timmerman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zaak NL23.12772
2.Eiser heeft op 26 mei 2000 samen met zijn ouders, broers en zussen Afghanistan verlaten en is op 31 mei 2000 Nederland binnen gereisd.
3.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en/of b van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, maart 2022, p. 268
5.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, paragraaf 97.
6.UNHCR, UNHCR POSITION ON RETURNS TO AFGHANISTAN, augustus 2021.
7.Nader gehoor, p. 7.
8.Zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn.
9.Voorafgaande aan de verslagperiode, juni 2023.
10.Afghan National Defense and Security Forces (ANDSF).
11.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, 30 juni 2023, p. 34.
12.Op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, sub drie, van de Vreemdelingenwet 2000.
13.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan, maart 2022, p. 268
14.Zie de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, r.o. 5.8.
15.Zie de uitspraak van Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, r.o. 8., 8.5 en 8.6.
16.Zie ook de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2014
17.Ook blijkt uit informatie op de website van de Dienst Terugkeer en Vertrek dat gedwongen vertrek niet mogelijk is.
18.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 148.
19.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 149.
20.Algemeen Ambtsbericht Afghanistan juni 2023, p. 85.